lasten met de leiding over officiële opgravingen.
Er was intussen door Van Hinte en zijn mede
standers al zóveel belangrijk materiaal naar boven
gebracht dat een officieel onderzoek ter hand
moést worden genomen. De nog openliggende en
onbebouwd gebleven grond in de kom van Aar
denburg zou bij langer uitstel wellicht voor het
optrekken van gebouwen worden gebruikt. Van
Hinte maakte echter tegenover dr. Glazema wel
bezwaren: hij bezat geen vakkennis voldoende.
Dr. Glazema antwoordde evenwel over hem te
weten dat hij met mensen kon omgaan, landmeter
was geweest en daardoor prima kon tekenen voor
de plaatsbepalingen, uitstekende beschrijvingen
kon leveren zoals was gebleken in die vijf jaren
van zelfwerkzaamheid, en een grote doorzetter
was. Van Hinte gaf toe.
De eerste grondige arbeid
Als eerste object werd gekozen het terrein van de
kerk, het oude kerkhof. Dit was onbebouwd en
de kerkvoogdij werkte gemakkelijk mee. De pre
sident-kerkvoogd J. J. Rosseel, reeds belangstellend
in historie en zelf een graver, toonde veel interesse.
Het viel echter niet mee eerst dóór het oude kerk
hof heen te moeten graven, want pas daaronder
lag het romeins. Van Hinte is van mening deze
eerste opgraving slecht te hebben uitgevoerd. Doch
met schade en schande wordt men slechts wijs. In
zijn buurt was toen merkwaardigerwijs ook J. G. N.
Renaud aan het graven, op zoek naar middel
eeuws. Renaud had op 50 meter afstand van het
graafwerk van Van Hinte een diepe sleuf laten
trekken. Hij was ambtenaar van dezelfde Rijks
dienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, maar
hij gaf geen hulp aan Van Hinte Doch de
Belgen hielpen wel, prima zelfs, en kwamen dik
wijls kijken en raad geven. Van hen heeft Van
Hinte dan ook het systeem van opgraven geleerd.
Het ging alles zó goed in die vijf jaren van zelf
standig opgraven dat dr. Glazema tenslotte zei:
nu moet er maar eens een grote opgraving komen.
En zo geschiedde het. Ir. J. A. Trimpe Burger werd
als ambtenaar van de R.O.B. te Aardenburg ge
plaatst en met de leiding van deze grondige onder
zoeking belast.
Naar een plaatselijk museum
Intussen wilde burgemeester Van Dongen wel een
gemeentelijk museum zien ingericht met het gevon
dene. Er was een „goede" plaats in het oude
brandspuithuisje aan de Markt, op beste stand. Het
huisje was echter door de gemeente verhuurd aan
de wethouder Catsman voor garage. Het kostte nog
al wat moeite het pandje vrij te krijgen. Tot dokter
Hage, de plaatselijke huisarts, het belang van een
plaatselijk museum in het brandspuithuisje eens met
zijn patiënt Catsman besprak .De slimme Van Hinte.
Toen was het huisje gauw beschikbaar. Het museum
kon er nu komen. Uiterst sober werd het ingericht,
de belichting was onvoldoende, de ruimte veel te
klein. Maar het voldeed als startpunt voor het
werven van meer algemene belangstelling voor
het belangrijke romeins in Aardenburg.
Het ging met dit kleine museum zó goed dat de
ondoelmatigheid er van werd ingezien door het ge
meentebestuur. Een oud herenhuis werd aange
kocht in de Marktstraat, met nog vensterglas in
de antieke paarse gloed. Op 24 juli 1969 werd dit
nieuwe, uitstekend ingerichte, maar toch nog kleine
museum van romeinse vondsten in Aardenburg
officieel geopend. Jan van Hinte wilde er niet bij
zijn, ondanks alle aandrang van vrienden. Het was
immers zijn museum? Het leek of zelfs zijn be
langrijke rol niet voldoende officieel werd erkend.
Enkele sprekers haalden de grote werkzaamheid
van Van Hinte toen wèl naar voren. Maar dit
karakteriseert Van Hinte: op een goeie dag vroeg
de gemeente aan Van Hinte lid te worden van de
plaatselijke museumcommissie. Van Hinte heeft één
vergadering bijgewoond, daarna voor de eer be
dankt. Er is een kundige conservator, het doel is
nu bereikt, ik heb mijn zin, het museum is er, zegt
hij.
Aan Van Hinte's optreden, doorzettingsvermogen,
verworven kennis en aan zijn bekwaamheden is
het plaatselijk museum van Aardenburg te danken.
Dat is door verscheidene sprekers duidelijk gesteld
bij de opening van het fraaie tweede museum.
Eén der sprekers zei zelfs: de amateurs zijn de
activisten bij dit werk! Zijn enthousiasme heeft
Aardenburg in de wereld van de archeologie be
roemd gemaakt om het romeins en om de beschil
derde grafkisten. Een rijtje mensen uit de plaatse
lijke sfeer zijn zelfs door dit grootse werk naar
voren gekomen. Daarvan kunnen worden genoemd
de jonge Dezutter, die dit jaar is gepromoveerd
op een proefschrift over de grafkelders in de Sint-
Baafskerk van Aardenburg aan de Rijksuniversiteit
te Gent, Kegel, de eenvoudige tuinder met veel
kennis over de plaatselijke opgravingen, Rosseel,
de rondleider in de Sint-Baafskerk en in de ge
meente, populair om zijn oubollige verhaaltrant,
Van Vooren, de archiefonderzoeker en historie
beschrijver enz.
En dan de sfeer thuis
De sfeer in huize Van Hinte is steeds hartelijk.
Overal staan kunstwerken, boeken, prachtig weef
werk van mevrouw Van Hinte, Indische en andere
schilderijen door Van Hinte geschilderd, papieren,
boeken, herinneringen aan Japan, foto's, fossielen,
oude stoelen, dia's, stukken grafzerk, deel van een
beschadigde en bijgewerkte kopwand van een
stenen doodkist, televisie, boeken, prenten, schet
sen, landkaarten, tekentafel, boeken En het
geheel ook goed geordend! Thee en koffie worden
geplaatst door mevrouw Van Hinte op een minu
scuul driepoottafeltje, waarop dan: kop en schotel,
asbak in een kapotte voet van een opgegraven
Jacoba-kannetje, een gebakschoteltje, klein bestek,
een sigaar. Dit alles op zo'n rond koeiemelkers-
zitje van een 20 centimeter doorsnede. Letterlijk
alle oppervlakten worden benut.
Objectieve kritiek, gesublimeerde kritiek, scherpe
kritiek, lof en waardering, respect en achting, alles
hoort men er. leder weet het, en men blijft er
graag komen. Zó is huize Van Hinte.
18