„De Slavenkas" te Zierikzee J. Schot BWzn. Een uit 1735 daterend verzekeringstonds Al van 1735 af bestaat er in Zierikzee een fonds, dat bekend staat onder de naam „Slavenkas". Het grote publiek kent alleen de naam; weinigen weten alleen, dat het gaat om Zierikzeese zeelieden ter koopvaardij, die hier woonachtig moesten zijn om er eventueel profijt van te trekken. De naam van het fonds is niet moeilijk te ver klaren. Het was gesticht om gekaapte zeelui van Zierikzee los te kunnen kopen. Behalve de gewone gevaren, waaraan iedere zeeman blootstaat, had men in vroeger tijd ook nog te maken met de roofzucht der kapers langs de kusten der Middel landse zee. Deze heren waren belust op schip en lading, terwijl de manschappen als slaven werden verkocht, voornamelijk op de noordkust van Afrika. Kwam er bij de familie bericht, dat vader of zoon(s) „bij den Turck gevangen waren", dan wist men al bij voorbaat, dat deze alleen door grote sommen gelds vrij te krijgen waren. Daar deze groep meestal de minst draagkrachtige was, werd doorgaans een beroep gedaan op reders, diaco nieën, stedelijke kas en op het publiek. Burge meesters en kerken stonden dan een collecte toe. Was er genoeg geld verzameld, dan gelukte het meestal wel om de gevangenen vrij te kopen. Stedelijke en kerkelijke notulen kunnen op dit ge bied menige bijzonderheid melden. Zo stond de raad al in 1657 een collecte toe voor boven omschreven doel. Dit werd in diezelfde eeuw nog vaak herhaald. Men vergete niet, dat ten tijde der oprichting der „Slavenkas" van Zierikzee uit negen tig koopvaardijschepen voeren van verschillende types, waaronder fregatten en driemasthoekers. Telt men op ieder schip acht koppen, dan komt men aan 700 zeelieden-ter-koopvaardij. Daarbij komt dan nog de Zierikzeese visserij, welke ook met 50 schepen uitvoer. Deze konden echter geen lid van de kas worden en later dus ook niet als „gepensioneerden" daaruit trekken. Is dit misschien mede één der oorzaken geweest van de achteruitgang der vissersvloot en de aan was der koopvaardijvloot? De roofstaten der Middelandse zee, danig getuch tigd door admiraal De Ruyter hij verloste veel slaven maakten in de achttiende eeuw van de zwakte der Republiek gebruik om onze koopvaart zwaar nadeel toe te brengen. In 1732 kwam bij de raad een verzoek binnen van gezagvoerders, stuurlieden en matrozen om „ydere te doen reys een schelling in sekere beurs te geven om daar uyt te lossen die wegens deze haven somtijts door Barbaren worden genoomen en tot slaven ge maakt." Het adres ging in handen van een com missie en men hoorde een tijdlang niets. Eind 1734 ging de stad er evenwel toe over om maatregelen te nemen tot vrijkoop van slaven. In de raads vergadering van 23 december 1734 deelden burge meesters mee, dat aan de reder Tonis van der Os, die in onderhandeling was over de vrijlating van een stuurman van de hoeker „De Palmboom", ge vangen gezet te Salee, een wissel groot 5387,50 tot lossing was aangeboden.Daar slechts 3600, bijeengebracht was, zou Van Os de wissel zonder meer terug moeten zenden, tenzij de raad het ont brekende wilde bijpassen. De raad besloot toen inderdaad het ontbrekende te verschaffen, op voor waarde, dat voortaan voor vrijkoop een beurs zou worden gesticht. Naar het voorbeeld van Hamburg, zouden dan alle Zierikzeese zeelui verplicht wor den bij te dragen. Uit de contributies zou dan allereerst het tekort gekomen bedrag met rente terug betaald moeten worden. De beurs nam een aanvang op 1 januari 1735. Een commissie werd ingesteld, bestaande uit drie raadsleden, twee pensionarissen, de kooplieden Van der Schatte (oud-burgemeester), Bodt, Isaak Boom, Van Verre, Plevier en Dingeman Janse. Een reglement werd samengesteld, dat in januari 1737 met één artikel werd uitgebreid. Dit artikel hield een bepaling in, dat schelden en dreigen tegen de boekhouder was verboden! Hieruit mag men afleiden, dat deze met de zee lieden nogal wat te verduren heeft gehad. In 1741 werd bepaald dat de boekhouder de laatste don derdag in september 's jaarlijks rekening zou af leggen. Zijn werkzaamheden namen gestaag toe. Ook het te beheren kapitaal groeide vanwege de drukke koopvaart van Zierikzee èn door de vrij hoge contributie der zeelieden, namelijk drie stui vers bij een reis naar de Golf van Biskaye en bij een reis naar Kaap Finisferre zelfs vijf stuivers! In 1768 was het kapitaal der beurs tot honderd duizend gulden gestegen; de ontvangsten over troffen verre de uitgaven. Veel stuurlieden en matrozen, die altijd hadden gestort en op een leeftijd waren gekomen om van 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1971 | | pagina 23