cats curiositeit of cultuurbezit? 213 eerste toepassing is trouwens maar een lokkertje om de jonge lezers bij de meer ernstige te brengen I Neem nou die schildpad daar, die zijn last overal meedraagt. Ovidius mag dan zeg gen, dat een jongeman die niets met de liefde te maken wil hebben op reis moet gaan en zijn vrijster vergeten, maar dat ad- vies heeft mij niet gebaat: ik heb overal rondgezworven, maarhet oude pak" ben ik niet kwijtgeraak. ,,Ach! wat int herte woont dat voert men over al". Dat zegt de minnaar. En als maatschappelijke toepassing geldt: wat de mens van binnen meevoert, kennis en deugd, is een schat die hij nooit verliest; dit in tegenstelling tot materiële zaken. En in godsdienstig op zicht wordt ons voorgehouden, dat de mens zijn zondige eigenschappen en nei gingen niet kwijtgeraakt door rond te trek ken en afleiding te zoeken: ,,Een onge- sonde zielen dient ghenesen, niet ver steken (d.i. verstoken, d.i. weggestopt) te zijn". In de concreetheid van Cats' poëzie is zeker een opening naar de lezers in onze tijd gegeven. Een nieuwe popularisering ervan zal daarom met de emblemata moeten beginnen, en het is dan ook ver heugend, dat er naast diverse reprints van de iaatste tijd (waarin de platen goed tot hun recht komen) een nieuwe bloemlezing van Van Es uitkomt, aangekondigd als een prentenboek voor jong en oud. Zo'n boek zal ook in het onderwijs van betekenis kun nen zijn. Ik wil tenslotte een ogenblik stilstaan bij Cats als godsdienstig dichter. Fundament van zijn geloof is de Heilige Schrift als de geopenbaarde wil van GodWellicht is veel van de oudere literatuur vreemd geworden voor ons, in zoverre wij vervreemd zijn ge raakt van de christelijke geloofsvoorstel lingen. Om Cats te verstaan is het nodig zich te realiseren dat die voorstellingen voor hem een werkelijkheid representeren. En dan een werkelijkheid die heel het leven fundeert en bepaalt. Niet een christelijk extra", maar de essentie van het bestaan. Sommige critici hebben hun vervreemding van de christelijke levensvisie en levens praktijk gedemonstreerd, door Cats, waar hij het christelijk geloof met het leven van alledag verbindt met trouwen, kinderen krijgen, z'n kroost opvoeden, het huis houden doen, handel drijven, enz. enz. openlijk te verdenken van onder de dek mantel van vrome praatjes minder verhe ven doeleinden na te streven. Zo houdt men ook nu nog wel het beeld gereed van de „Godvrezende moneymaker", de chris ten-kapitalist, om Cats te etiketteren en als afgedaan te beschouwen. Wie er zo'n beeld van Cats op na houdt, heeft toch geen goed inzicht in de calvinis tische vroomheid en de diepte daarvan, en zal moeilijk de gouden eeuw kunnen be grijpen. Essentieel voor die vroomheid is het verlangen om het hele leven, tot in de tails, onder de wet van God, onder het Evangelie te brengen. Ik heb me de laatste tijd in het bijzonder met de godsdienstige kant van Cats' werk beziggehouden, en bij alle irritatie over de stilistische gebreken van zijn verzen ben ik af en toe onder de in druk geraakt van zijn verlangen naar over gave aan God en naar allesomvattende le vensvernieuwing. We naderen hier de kern van zijn wezen als christen-dichter. Hij neemt voortdurend, in angstvallige zelfbe schouwing, waar, dat hij nog niet beant woordt aan de hoge normen van het Woord van God. Hij wenst het met die normen niet op een akkoordje te gooien. Maar hij kent en erkent de neiging van ,,de oude mens" om dat, tegen beter weten in, toch te doen. Uit die spanning wordt zijn verlangen naar God geboren. Die spanning komt Cats als christen nauwelijks te boven; maar een goedkoop christendom resul teert daar niet uit. Het leven blijft perma nent onder de kritiek, en al dreigt er ge wenning aan de gedachte dat het vol maakte hier beneden toch niet te ver wachten valt, de vlam van het Godsver langen blijft branden. In dat alles zit ook een sterk besef van de vergankelijkheid: het verlangen naar God is geassocieerd met zich voorbereiden op de dood Busken Huet heeft in de vorige eeuw onze dichter gebrek aan passie, aan hartstocht, verwetenVoor die beschuldiging, hoezeer ook getuigend van een verkeerd begrip van de intenties van zeventiende-eeuwse poë zie, leek enige grond aanwezig. Mijn indruk is echter, dat Cats waar hij zijn uitzien naar God onder woorden brengt echte emotio naliteit aan de dag legt. Ik meen te mogen zeggen, dat hij daarin het diepste van zijn wezen heeft uitgesproken. *Rede, gehouden op de herdenkingsbijeen komst ter gelegenheid van de vierhonderdste geboortedag van Jacob Cats op donderdag 10 november 1977 in de Sint-Nico/aaskerk te Brouwershaven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1977 | | pagina 61