ZEEUWS TIJDSCHRIFT JAARGANG 29 nummer 1 -1979 OP DE WEG NAAR EIGEN SOUVEREINITEIT ife* ^'cdvntt ctux^uu tijflxu fjoffantt -tot oftfcmccfiw utrtcf Zeeland en de Unie van Utrecht Prof. dr. A. Th. van Deursen Geschiedenis schrijven betekent vereen voudigen. Wie de lotgevallen van een paar miljoen mensen begrijpelijk wil maken moet plooien effenen, gaten opvullen en uitzonderingen onbesproken laten. Maar gaat hij die massa verdelen in kleinere groepen van enkele duizenden, dan houdt de algemene beschrijving wel haar waar de, maar we krijgen op de gebeurtenissen een ander zicht, nu we ze niet meer alleen vanuit het centrum beschouwen. Zo is het ook met de Unie van Utrecht. Ze heeft een algemene betekenis voor de Nederlandse geschiedenis, omdat ze duuzame eenheid geschapen heeft tussen de noordelijke gewesten. Dat was het ge volg van de Unie, en dat is voor alle provincies waar. Maar tevens heeft elke provincie tot de Unie haar bijzondere ver houding gehad, haar speciale verwachtin gen gekoesterd, en haar eigen aarzelingen moeten overwinnen. Gelderland hoopte tegen de dreigende Spaanse aanval be scherming te vinden bij rijkere bondgeno ten. De Groninger Ommelanden dachten zich sterker in hun eeuwige conflicten met de stad, nu ze de pijlenbundel van de Ver enigde Gewesten in de hand hielden. Hol land had de voldoening het noorden en oosten definitief te hebben gewonnen voor steun aan de opstand. Voor alle drie betekende dus de Unie winst, maar voor ieder op een andere manier. Ook had elk gewest weer zijn eigen reserves. Friesland heeft enkele maanden met de onderteke ning gewacht. Overijssel heeft het nooit gedaan. In Holland wilde Rotterdam wel een bondgenootschap, doch alleen met Zeeland en Utrecht; Den Briel met het land van Voorne verlangde erkenning als zelfstandig gebied. Maar misschien kan toch geen enkele pro vincie betere aanspraken maken op afzon derlijke belichting dan juist Zeeland. Waarom dat zo is behoeft aan Zeeuwen niet verteld te worden. De Zeeuwse rijks archivaris K. Heeringa heeft het zestig jaar geleden voorbeeldig uiteengezet in zijn opstel over ,,De leiders der Staten van Zeeland in de jaren 1577-1580 1). Wie het gelezen heeft, weet dat dit een artikel is van zeldzaam gehalte. Natuurlijk is er sindsdien meer geschreven over de jaren zeventig van de zestiende eeuw. Ik zal daar ook in het vervolg mijn voordeel mee proberen te doen. Maar Heeringa's voor stelling blijft de basis waarop een be schouwing van Zeelands wedervaren om streeks 1579 moet rusten. Het kernprobleem in deze jaren is de eigen identiteit van Zeeland. Naar buiten moest de provincie haar plaats bepalen ten op zichte van Holland. Zou ze in dat gewest opgaan, of definitief haar zelfstandigheid l/y/ftiot 1 - yO -*<***& n.y-1 \-yT- v Vt)>| -f VXHU\°X, 4 I "yVl umvVItt(T?-CJrt I i.fj t«W\r cA. ;j|, <ZTvn w C- KYiii^AMnj \AfCyMttfA v°«>va Ohok^ tf-c-i.. i-cc Hv"f-I JvHfcV** v-?"-, «N fv 1<K J yntS lil HvuSn?o< C-1tl<V~/ (>l u /fc>n<rvS.°HTfivv^-«?\->éVii»f Vó- v re»»/ b«S,i t>-<•*ƒƒf- Vk 1o«0» <\v»*^oV6 >1 »|«i4 Mitï'yVCc1» j.vx>

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1979 | | pagina 1