Reactie van ds. H. Paul een weerwoord met een dubbele bodem? 52 is nog niets met zekerheid te zeggen. Al met al moet worden vastgesteld dat de schrijvers van het weerwoord in hun psychiatrisch commentaar, wat ook nog wordt aangeduid als „gefundeerde inhoudelijke kritiek", in ernstige mate zijn tekortgeschoten. Op die wijze wordt onjuiste informatie verstrekt. On juiste informatie die ook riskant kan zijn zeker als het gaat om psychiatrische patiënten. Adequate therapie, inzicht en begrip voor deze psychiatrische patiënten kunnen hierdoor worden ondermijnd. Men denke hierbij alleen maar aan de ontreddering die bij de patiënt kan ont staan indien hem wordt medegedeeld: „U hebt een erfelijke aandoening", ze ker als het gaat om een patiënt die kin deren heeft. De schrijvers van het weer woord zijn kennelijk in de bekende val kuil gevallen met name de behoefte om ook bij een psychiatrische ziekte te zoe ken naar één of enkele oorzaken. Een causale verklaringswijze voor psychiat rische aandoeningen is bij de meerder heid daarvan namelijk niet mogelijk. Al tijd gaat het om een samentreffen van een aantal ziekmakende voorwaarden. Ook de karakterstructuur, de zoge naamde pre-morbide geaardheid, is hierbij altijd van betekenis. Daarbij is het zeker van belang vooral bij het na gaan van de kenmerken van de geaard heid van de patiënt, infromatie te ver krijgen over de geloofsovertuiging, im mers de geloofsovertuiging kan mede bepalend zijn voor de geaardheid, zo niet dan pleit dit niet voor het geloof als zodanig. In de afgelopen 1 0 jaar is veel onderzoek verricht over de determinan ten die van belang kunnen zijn bij het ontstaan van een dergelijke geaard heid. Ook is veel studie verricht over die vormen van psychotherapie die gericht zijn op een eliminatie van de specifieke kwetsbaarheden in de pre morbide aard. (Beek, 1 979). Dit is natuurlijk iets geheel anders dan het wegwerken van deze depressies al léén met medicamenten. Hierover kan worden opgemerkt dat de ervaring ook heeft geleerd dat 40% van deze dep ressieve patiënten onvoldoende rea geert op deze moderne medicamenten, de zogenaamde anti-depressiva. Het zal duidelijk zijn dat vooral bij deze pa tiënten een zich verderverdiepen in hun geaardheid essentieel is en blijft. Een geaardheid die ook op een typische wij ze kan zijn bepaald door de religieuze overtuiging. Daarmede worden ook de raakpunten met de pastorale zorg in het belang van deze patiënten, zonder meer duidelijk. Resumerende moet worden gesteld dat de schrijvers van het weerwoord, vooral na het lezen van hun psychiatrisch commentaar, er beter aan hadden ge daan bij hun theologische, respectieve lijk technische leest te blijven. Toch kan het zijn dat de schrijvers moeite blijven houden met de cijfers die betrekking hebben op het nogal veelvuldig optre den van ernstige psychiatrische aan doeningen bij patiënten die de ultra-or- thodoxie zijn toegedaan. Wat dit betreft kan hen worden aangeraden zich nog eens te verdiepen in het artikel: „Psy- chogenie en Religie", verschenen in het Tijdschrift voor Psychiatrie in 1981. Daarin wordt namelijk uiteengezet hoe de betreffende significanties, ook in vergelijk met zogenaamd aselect geko zen controle populaties, werden vast gesteld. T enslotte: een zich verdiepen inde per soonlijke nood van de betreffende psy chiatrische patiënten blijft aangewe zen. Nood die kennelijk ook religieus bepaald kan zijn. Dit was een achter grond van het betreffende artikel. Maar ook met de opzet om te geraken tot een beter op elkaar afstemmen van zowel psychiatrische alsmede partorale zorg vooral voor deze groep van patiënten. Patiënten die vooral door hun geaard heid deze extra zorg zeker verdienen. Literatuur: J. ANGST (1 983): The origins of Depression, Cur rent concepts and approaches. Monografie, Sprin ger, Berlin, Heidelberg. A. T. BECK, John Rush, A., et al (1 979): Cognitive therapie of Depression. John Wiley and Sons, Chi chester, New-York. R. M. A. HIRSCHFELD, KLERMAN, G. L., et al (1 983): Personality and Depression, Archives Gen. Psychiatry, 40, 993-998. P. MATUSSEK, FEIL, W. B., 1 983): Personality at tributes of depressive patients. Archives Gen. Psy chiatry, 40, 783-790. J. D. van SCHEYEN, (1 981Psychogenic en religie, Tijdschrift voor Psychiatrie, 23, 590-610. Het is een goede zaak als het welzijn van patiënten ons ter harte gaat. Maar het omvat meer dan hun lichamelijk welzijn. Augustinus merkte op: „Gij hebt ons geschapen tot U, o God. Daar om blijft ons hart onrustig in ons tot het rust vindt in U". Tot het lichamelijk en geestelijk welzijn van de patiënten die nen de psychiatrische en pastorale zorg een positieve bijdrage te geven. Een goede relatie tussen therapeut en gees telijk verzorger is daarvoor vereist. De depressieve patiënt is onzes inziens niet gebaat met het tekenen van een karika tuur, ook al heeft deze een zogenaamde tragische achtergrond. Hier rijst overi gens de vraag: is deze tragiek in de pa tiënt of in de religie? Laten we eensaan- nemen in de patiënt, en dan door de re ligie. Doordat deze religie intolerant is, waar ze toch tolerant behoorde te zijn? En deze intolerantie wordt dan „bewe zen" doorCalvijns houding ten opzichte van Servet en Castellio. Laten we voorop stellen dat nooit door ons gesteld is dat tolerantie als zodanig een wezenlijk kenmerk van het Chris tendom is of behoort te zijn. De kerken die hun oorsprong hebben in de Refor matie, zijn kerken met een belijdenis. Hierin wordt een samenvatting gege ven van wat men uit de Bijbel heeft le ren verstaan. Tegelijk had deze belijde nis de functie een afscherming te zijn tegenover allerlei dwaalleer. Positief gezegd: ze verwoorden wat de onder linge geloofseenheid omvat. Daarin is ongetwijfeld de invloed van Calvijn merkbaar. Overigens kent ook de Lutherse kerk haar belijdenissen (Augsburgse Confessie etc.). Dat het echter uitsluitend aan Calvijns Genève te wijten is dat Servet op de brandstapel kwam, is historisch onjuist. Mede op aandringen van Servet zelf waren ad viezen ingewonnen uitZürich, Bern, Ba zel en Schaffhausen. Deze luidden ech ter eenstemmig dat een ketter die de Drieëenheid loochent veroordeeld moet worden. De vorm van het vonnis liet men aan de overheid van Genève over. De gematigde Bullinger uitZürich was van oordeel dat het de doodstraf moest zijn, terwijl Halier uit Bern meen de, dat de vuurdood moest worden toe gepast.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 12