een weerwoord
53
Calvijn heeft met andere predikanten
pogingen gedaan dit vonnis in de min
der wrede onthoofding veranderd te
krijgen. Zijn tussenkomst bij de raad
was echter tevergeefs. Bovendien heb
ben Farel en Calvijn tot op de morgen
van de terechtstelling ernstig gepro
beerd Servet tot het herroepen van zijn
stellingen te bewegen. We moeten dit
vonnis zeker ook zien in het licht van die
tijd. Zelfs de zachtmoedige Melanchton
(Luthers) schreef aan Calvijn: „Ik heb
uw geschrift gelezen, waarin u de ver
werpelijke lasteringen van Servet hebt
weerlegd, en ik dank de Zoon van God,
Die de Rechter was in uw strijd. Ook de
Kerk is u, nu en voor de toekomst, dank
verschuldigd. Ik ben het helemaal eens
met uw oordeel. Ik bevestig eveneens,
dat uw overheid recht heeft gehandeld
door die lasteraar na een rechtmatig
proces ter dood te brengen". Ja, Servet
zelf deelde de overtuiging dat ketters
ter dood gebracht moesten worden. Al
leen hield hij staande dat zijn gevoelens
geen ketterij waren.')
Daar de opvattingen van Castellio naar
de vaste overtuiging van Calvijn en zijn
medepredikanten fundamenteel ver
schilden op wezenlijke punten van de
geloofsleer, kreeg Castellio op eigen
verzoek ontslag als rector van hetCollè-
ge de la Rive, de Latijnse school. Hem
werd tenslotte een spreekverbod opge
legd na zijn heftige tegenwerpingen on
der een bijbellezing van Calvijn. Net zo
min als bij Luther en Erasmus de kloof te
overbruggen was, was dit mogelijk tus
sen Calvijn en Castellio.')
Dat wil echter niet zeggen dat het Calvi
nisme de intolerantie als kenmerk
draagt. De geschiedenis bewijst dat.
Toen ons land in oorlog was met Span
je, en later met Frankrijk, dus Rooms-
Katholieke landen, werden de Rooms-
Katholieken in ons land niet vervolgd.
Hoewel ze geen openbare godsdienst
vrijheid hadden, waren er wel schuil
kerken. En er waren geen brandstapels.
Vergelijk daarmee eens wat men aan
Roomse zijde bijvoorbeeld de Hugeno
ten aandeed.
We zouden ook kunnen wijzen op het
R.K. Concilie van Trente. Dat heeft een
ware ketterjacht tot gevolg gehad. Ook
in ons land werden er vele duizenden
gedood. Dat is het verschil met de Sy
node van Dordrecht. De Remonstranten
werden wel verbannen of beboet, de
predikanten werden afgezet. Daar bleef
het bij. Het is veeleer zo, dat de Calvinis
ten werden vervolgd. Dat gebeurde tot
in de vorige eeuw. De afgescheidenen
werden vervolgd, gevangen gezet en
beboet, helaas met steun van de vader
landse kerk, die daarin echt niet op cal
vinistische wijze bezig was.
Er is echter nog een bezwaar, en wel van
medische aard. Het weerwoord was
vooral bedoeld tegen de zinsnede: „de
geaardheid van patiënten, die neigen
tot endogene depressie, ook wel aange
duid als „typus melancholicus", wordt
dikwijls medebepaald door een ge
loofshouding waarin ultra-orthodoxe
principes overwegen" (cursivering
H.P.). Wordt hier niet de indruk gewekt
dat in deze geloofshouding voor een
zeer belangrijk deel een oorzaak ge
zocht moet worden van endogene dep
ressies, gezien de brede aandacht die
voor het zogenaamde intermezzo ge
vraagd wordt? Dreigt dan niet het ge
vaardat deze groep patiënten benaderd
wordt vanuit vooronderstellingen die te
weinig ruimte laten voor het opsporen
van de werkelijke oorzaken, die ook bij
deze groep van verscheidene aard kun
nen zijn?
Dat wij daarentegen niet in een ander
uiterste vervallen zijn, bewijst de door
ons gebezigde uitspraak: „uit het voor
gaande blijkt wel, dat ten aanzien van
het ontstaan van genoemde afwijkin
gen zeer uiteenlopende meningen wor
den aangehangen". Hierop hebben wij
willen wijzen. Nauwkeurige lezing van
ons weerwoord zoude schrijver hebben
kunnen weerhouden van de veronder
stelling, dat genoemde citaten zouden
aanduiden dat we slechts aan biologi
sche factoren betekenis zouden hech
ten. Het was slechts een aanwijzen van
andere opvattingen, die ook in de huidi
ge literatuur worden aangevoerd. Het
verwijt dat deze psychiaters hun litera
tuur niet zouden bijhouden, wordt dan
ook door onderstaande gegevens, ons
verstrekt door dr. Prins, gelogenstraft.
De genoemde valkuil is door ons wel
degelijk opgemerkt. Overigens heeft
het feit, dat wij wel psychiatrisch geïn
teresseerd maar niet geschoold zijn, er
ons juist van weerhouden, uit de heer
sende meningen een keuze te doen.
Dat de schrijver helaas doorgaat met
het verwarren van de inhoud van de
waanideeën met de mogelijke oorzaak
ervan, blijkt uit de aangehaalde
uitspraak: „toen ik depressief was,
kreeg ik een zet van de satan in de ver
keerde richting, ik voel het nu nog".
Zegt dit ook maar het geringste over de
oorzaak van de depressie? Waanideeën
hebben wel betrekking op zaken die ie
mand ten nauwste raken, maar zeggen
niets over de oorzaak ervan.
Kennisname van de literatuur over het
onderzoek naar depressieve ziektebeel
den laat zien dat dit meerdimensionaal
geschiedt. Daarbij is aandacht voor ge
netische factoren, milieu-omstandig
heden, de ontwikkelingsgang van het
individu, enz., zoals uit onderstaande li
teratuur blijkt.
Zo schrijftR. P. Hullin: „Manyof thefea-
tures of depression suggest a bioche
mical basis". En vervolgens: „the effec
tiveness of physical treatment of dep
ression, e.g. electroconvulsive therapy
and antidepressive drugs, adds a fur
ther support to a biochemical hypothe
sis".3)
Wanneer Tellenbach de typus melan
cholicus beschrijft, wordt daarop het
volgende als commentaar geleverd.
Wanneer de typus melancholicus in een
crisissituatie komt te verkeren, zijn er
een aantal mogelijkheden: soms ge
beurt er weinig of niets, in andere geval
len reageert de patiënt neurotisch; hij
kan afweren, ontkennen, verdringen,
manoeuvreren, de realiteit vertekenen.
Onder bepaalde omstandigheden kan
zijn situatie echter leiden tot een melan
cholie. Het valt Tellenbach echter niet
licht om aannemelijk te maken, dat zich
nu juist een endogene depressie ont
wikkelt. Daarom beroept hij zich ten
slotte toch weer op de verlegenheid
sconstructie van de „angeborene Ar-
tung". Ook de transformatie van en-
dotrope situatie tot psychose blijft een
„Geheimnis". Ze verloopt weliswaar via
de „Endokinese", maar dat is een mys
tiek begrip, waarmede men niets kan
aanvangen. Het onttrekt zich aan de
mogelijkheden van de psychiatrie als
empirische wetenschap.4)
Over het begrip „vulnerabiliteit" merkt
H. M. van Praag op dat die factor voor
het al of niet optreden van een depres
sie van doorslaggevende betekenis lijkt
te zijn.5)