mr. j. egberts risseeuw: een strijdbaar zeeuwsvlaming uit de romantiek
60
neuzen er nooit gekomen. Wellicht
moeten we de oorzaak zoeken in de be-
zuinigingspolitiek van de regering en in
de tegenwerking van invloedrijke per
sonen als bijvoorbeeld I. D. Fransen van
de Putte, lid van de Tweede Kamer en
uit Goes afkomstig, die Van Eek slecht
gezind was. Jaren en ministeries lang
heeft het vraagstuk van de hervorming
van het rechtsstelsel gespeeld. Voor
wat Zeeland betreft resulteerde deze
hervorming tenslotte onder meer in de
opheffing van de arrondissements
rechtbank van Goes, zonder dat hier de
vestiging van een rechtbank in Terneu-
zen tegenover stond.
Risseeuw beoordeeld: toen en nu.
Het zal geen verwondering wekken, dat
Risseeuw in zijn tijd een controversiële
figuur was. Binnen het Zeeuwsch Ge
nootschap, waar hij overigens in 1 851
wel als lid werd toegelaten, werd hij
maar matig gewaardeerd. Zijn afwijzing
van de door het Genootschap bekroon
de Hedenessen-theorie en zijn felle be
toogtrant zullen hier zeker toe bijgedra
gen hebben.
In de: „Levensberichten van Zeeuwen"
wordt hij niet al te lovend besproken. Hij
zou bij velen niet hoog aangeschreven
hebben gestaan, en bovendien stelde
men: „dat sommige door hem vastge
stelde uitspraken de bescheidenheid
der uitdrukking missen, die de kracht
uitmaken van een wetenschappelijk,
dat is bedaard, gelijkmoedig en voor
zichtig onderzoek". Deze laatste kritiek
is overigens wel terecht. Risseeuw kon
soms in zijn enthousiasme met de
grootste stelligheid beweringen doen,
die hij niet of nauwelijks met feitenma
teriaal kon onderbouwen. Ook H. Q.
Janssen, redacteur van de: „Bijdragen
tot de oudheidkunde en geschiedenis,
inzonderheid van Zeeuwsch-Vlaande-
ren", heeft in dit opzicht kritiek op hem
uitgeoefend.
Ook zijn conservatieve houding in ak-
tuele kwesties, bijvoorbeeld de vesti
ging van de arrondissementsrechtbank
inTerneuzen, heeft hem geen algemene
waardering opgeleverd. Hij constateer
de zelf, dat zijn lange betoog in de:
„Middelburgsche Courant" tegen de
vestiging van de rechtbank bij de:
„mannen van vooruitgang" in Zeeuws-
Vlaanderen weinig sympathie had ge
vonden. In de ingezonden stukken-dis-
kussie in de Zeeuwsche Courant van
1850 werd hij afgeschilderd als een
van: „hen, die dweepende met antiqui
teiten en verouderde instellingen alles
wat de tijdgeest met billijkheid vordert,
afkeuren en tegenwerken
Anderzijds bestond er ook waardering
voor Risseeuw als gedreven historisch
onderzoeker en goed argumenterend
weerlegger van de Hedenessen-theo
rie. J. H. van Dale, die na Risseeuw's
dood acht van zijn Nutsverhandelingen
publiceerde, sprak met respect over zijn
grote kennis van deZeeuwsvlaamse ge
schiedenis en schaarde zich achter zijn
kritiek op de Hedenessen-theorie. De
onderwijzer en archivaris van Aarden
burg G. P. Roos, evenals Risseeuw sterk
geïnteresseerd in de historische geo
grafie van Zeeuws-Vlaanderen, stemde
eveneens in met Risseeuw's kritiek op
de stelling van Dresselhuis.
Nu is de historisch onderzoeker Ris
seeuw zélf een brokje cultuurhistorie
geworden. Zijn historisch werk is ve
rouderd en vergeten; een plaatsje in de:
„Encyclopedie van Zeeland" is hem niet
vergund. Hij wekt echter nog wel be
langstelling als een van de meest uit
gesproken vertegenwoordigers van de
Romantiek in Zeeuws-Vlaanderen, en
als markante, strijdbare persoonlijkheid
die, hoewel soms wat warrig en weinig
doordacht, steeds voor zijn mening
uitkwam en een oprecht liefhebber van
de geschiedenis was. Velen van ons,
bezig met geschiedenis in welke vorm
dan ook, zullen zijn enthousiasme in
zichzelf herkennen.
Voornaamste geraadpleegde bronnen:
a) in handschrift:
Documentatiecentrum Zeeuws Deltagebied, Mid
delburg. Handschriftenverzameling Zeeuwsch Ge
nootschap der Wetenschappen,
no. 1582: brief J. E. Risseeuw aan S. de Wind.
Oostburg, 11-1 1-1844.
no. 201: idem. Oostburg, 9-2-1849.
b) gedrukt:
Dresselhuis, J. ab Utrecht: De provincie Zeeland, in
hare aloude gesteldheid en geregelde vorming
beschouwd. In: Nieuwe werken van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
eerste deel. Middelburg 1 839.
(Eek, D. van). Memoires van een enfantterrible: po
litieke herinneringen van de Zeeuwse liberale
afgevaardigde Mr. Daniël van Eek aan vijfen
dertig jaar Kamerlidmaatschap 1849-1884.
In: Archief, uitgegeven door het Koninklijk
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
1975.
Eek, D. van: Over de plaatsing eener Regtbank in
Staats-Vlaanderen. Middelburg 1850.
Gottschalk, M. K. E.: Historische geografie van
WestelijkZeeuws-Vlaanderen tot de St.-Elisa-
bethsvloed van 1404. Assen 1 955.
Hullu, J. de: De Belgische aanvallen op Westelijk Z.
Vlaanderen in 1 830 en 1831. Oostburg 1 936.
Kluit, A.: Historia critica comitatus Hollandiae et
Zeelandiae, tomus I. Middelburg 1777.
Risseeuw, J. E.: Over het vestigen eener Regtbank
te Neuzen. In: Middelburgsche Courant 7-11-
1 850, 9-11 -1 850, 9-1 1 -1 850 bijvoegsel.
(Risseeuw, J. E.). Acht Nutsverhandelingen van wij
len Mr. J. Egberts Risseeuwuitgegeven
onder toezicht van J. H. van DaleOost
burg 1 870.
Risseeuw, J. E.: Iets omtrent de vraag: of Heyden-
zee moet gezocht worden in het westelijk deel
van Staats-Vlaanderen en of dit gewest tot
Zeeland behoorde en de zuidelijke grens dier
provincie daar stelde. In: Cadsandria, jaar
boekje voor 1 854.
Roos, G. P.: Beknopt Geschied- en Aardrijkskundig
Woordenboek van Zeeuwsch-Vlaanderens
Westelijk deel. Oostburg 1874.