de dader op het kerkhof 62 Uittreksel uit het kadastrale plan van de gemeente Kapelle, opgemaakt 30 maart 1843. Op het kerkhof, oostelijk van het koor, de plaats van het Steijnshuisje. Het gebouw op de noordwestelij ke rand van het kerkhof (283 bis) is de gemeente school, die daar in het begin van de 19de eeuw werd gebouwd. kerkhof gevioleerd was en het geld voor een nieuwe wijding door de bisschop nog niet bijeen was gebracht. En een dergelijke situatie wilde men kost wat kost voorkomen. Hiermee is ook de strategische plaats aan de rand van het kerkhof verklaard. En Kapelle was juist één van de plaatsen waar men aan den lijve had ondervon den wat het inhield dat de kerk werd ge violeerd.5) Toch ook een reden te meer om hier een ballinghuis te bouwen. Was een ballinghuis op het kerkhof ge meengoed? We weten het niet. Her- mesdorf noemt als concrete voorbeel den Brielle, Gorinchem en Gouda, maar elders spreekt hij over „tal van kerkho ven" met zo'n ballinghuis.6) Aanvankelijk moet het gehele kerkhof, inclusief het Steijnshuisje, kerkbezit zijn geweest. Na de secularisatie van de kerkelijke goederen kan een situatie zijn ontstaan die in weinig of niets meer her innerde aan de vroegere toestand en die ook tot gevolg gehad kan hebben dat dit object in andere handen overging. Hebben we met ons betoog nu het be wijs geleverd dat het Steijnshuisje op het kerkhof van Kapelle een ballinghuis geweest is? Neen. We zijn ons er van bewust dat erop teveel punten sprake is van veronderstellingen en niet van fei ten. Niettemin, vooral ook omdat er over het fenomeen „ballinghuis" toch zo weinig bekend is, lijkt het ons zeker de moeite waard om dit op deze wijze onder de aandacht van de lezers te brengen. Ten overvloede: in het citaat uit de no tulen van de kerkvoogdijvergadering van 19 februari 1879 is sprake van „grote moeilijkheden met de bewo ners" van het bewuste huisje. Het moge duidelijk zijn dat hiermee niet gesugge reerd wordt dat er verband bestaat met het eventueel functioneren als balling huis. NOTEN Zeeuws Tijdschrift 1 980 no. 6, pag. 1 70, kol. 3. 2) J. Bijlo, Kroniek van Kapelle-Biezelinge en Eversdijk, Middelburg, 1923, pag. 110: „een oud huisje, staande tegenover de pomp, in den volksmond Steijns-huusje genaamd". Het is lang onduidelijk gebleven waar de benaming „Steijnshuisje" vandaan kwam, totdat we ont dekten dat het lange tijd eigendom geweest is van de schoenmaker Gerard Stein. Deze kocht dit namelijk op 7 mei 1 796 uit de nalatenschap van de ambachtsheer Leendert Paardekooper en hield dit in bezit tot zijn overlijden op 27 mei 1 836. Op 1 6 juli 1 836 werd het toen verkocht aan Maria Wiskerke, weduwe van Jacob Bom. 3) Akte verleden voor notaris H. K. Dominicus van den Bussche te Goes d.d. 1 8 maart 1 879: „een woonhuis en erf te Kapelle, kadaster sectie B nummer 282 groot vieren zeventig centiaren". 4) C. A. van Swigchem, Een blik in de Nederland se kerkgebouwen na de ingebruikneming voor de protestantse eredienst. Den Haag 1970, pag. 28/29, noot 22 ged.: „In de 17e eeuw streefde men er naar het aflezen van de we reldlijke openbare afkondigingen te verplaat sen naarde kerkhofmuur. Daarverrezen meer malen kleine halletjes, open beursjes, of hoe men ze noemen wil, die de functie van het kerkgebouw als plaats voor het doen van we reldlijke bekendmakingen overnamen. Deze gebouwtjes, lateroverbodig geworden doorde gemeentehuizen, waren architectonisch soms niet onbeduidend. Vgl. b.v. Ovezande." 5) J. G. C. Joosting en S. Muller, Bronnen voorde geschiedenis der kerkelijke rechtspraak in het bisdom Utrecht, IV, 's Gravenhage 1912, no. 82: Aantekeningen omtrent het optreden van den Proost-Aartsdiaken ten Dom over 1406-1 509 naar aanleiding van het aantasten van geeste lijken en het schenden deremuniteitvan gewij de plaatsen. Anno XCIII Zuyt-Beuelandie (jaar 1493) XLIII Item pro correctione violationi ecclesie de Capella, quia duo iniquitatis filii vagabundi quendam sacerdotem interfecerunt, pro domi no nostro archidiacono, quia fabrica ecclesie subibat expensisMil scut. ant. Vertaling: „Evenzo voor de terechtwijzing van de ontwijding van de kerk te Kapelle, omdat twee zwervende zonen van de zonde een zeke re priester hebben gedood, voor onze heer de aartsdiaken, omdat het kerkgebouw kosten onderging (schade opliep)." 6) B. H. D. Hermesdorf, Rechtsspiegel, een rechtshistorische terugblik in de Lage Landen van het herfsttij, Nijmegen 1 980. B. H. D. Her mesdorf, De ontmoeting van kanoniek en in heems recht in de Noordelijke Nederlanden gedurende de 14de en 15de eeuw, in Tijd schrift voor rechtsgeschiedenis 1962, pag. 171: „Op tal van kerkhoven bevond zich een ballinghuis, een ruimte die vluchtelingen ge durende de nacht en bij guur weer overdag on derdak en wellicht enige beschutting verschaf te. Afgaande op de bronnen moeten deze hui zen niet zelden oorden geweest zijn van de grootst denkbare liederlijkheden, drinkgela gen en overdaad. Gouda bepaalt bijv. in 1488 dat het voortaan niemand toegestaan ismetie- mand die op het kerkhof vluchtte te eten of te drinken. Men maakte een uitzondering voorde vrouw van de delinkwent." Metdankaan Drs. A. P. de Klerk voor de waardevol le aanwijzingen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 22