de verhouding van zeeland tot de protestanten van de XVIe tot de XlXe eeuw (II) 69 trokken. En eveneens onmiddellijk zijn de kerken van Sas van Gent en omge ving gesloten. De classis Walcheren heeft „ten kragtigsten versocht ende geinsisteert, ten einde bij het hof te Brussel uitgewerckt moge werden, dat de gemelde Brand volgens het imme- morael (sedert onheuglijke tijden) ge- bruijck tot oeffeninghe van de Gerefor meerde Godsdienst inde quartieren van Oostenrijxe Vlaenderen wederom werd geadmitteerd, ende tegens alle vervol ging en overlast voor het toekomende bevrijt". De Staten Generaal namen het protest van de classis Walcheren grif over en ze voegen er de bedreiging aan toe dat, in dien men daaraan geen gehoor geeft, niet alleen alle rooms-katholieke ker ken te Sas van Gent en omgeving zullen worden gesloten, maar alle in de gene raliteitslanden. Dat zo'n argument hielp, behoeft niet te worden vermeld. Daarna ging de GouverneurGeneraal te Brussel inlichtingen vragen aan de r.k. geestelijkheid van het dekenaat Ronse. Het algemene antwoord was dat, sedert zij aldaar pastoor waren, de dissidenten nooit hadden genoten de vrije uitoefe ning van hun eredienst en dat nooit een gereformeerd predikant wettelijk in het land was geweest. Doch de Staten Ge neraal hadden het niet over een formele toelating, maar over een tolerantie, zoals de protestanten die hadden geno ten onder koning Karei II, wat, zoals wij hebben gezien, een praktische toleran tie betekende, waarbij men de ogen sloot voor de illegale protestantse ere diensten. De gemeentelijke autoriteiten van St Maria Horebeke en Maeter gaven op 27 juli 1717 ten antwoord „dat in hunlie den prochien persoonen syn woonende die professie maecken van de ghepre- tendeerde ghereformeerde religie, die noyt hebben gehadt de vrye libere exer- cicie van den tien eynde vergaedering- he te hauden" en dat „noyt predicant van de voorseyde ghepretendeerde ghereformeerde religie in deze pro chien ofte onbesloten plaetsen heeft gheresideert". Demannenvan de wet van Maeter en St Maria Horebeke willen en passant ook nog wel het een en ander kwijt, wat hun blijkbaar erg hoog ligt". Dan willen d'onderschreven wel zeggen dat dese Religionairen ofte wel hun soo noemen de ghereformeerde ghedurende de Co- nincken ofte Princen van Vlaenderen in voorleden orloghen gheallieert ghe- weest synde mette hooch moghende heeren Staeten van Hollant, terwylent desselfs troupen in dhe fortificeerde steden ten garnisoene waeren ghe- weest ende die troupen voorseide, soo ghenomde ghereformeerde naerdesel- ve besloten plaetsen ende garnisoenen syn toeghegaen, ende hebben hunnen dienst aldaer ghefrequenteert sonder oyt voorder ofte andersinds, in deze quartieren ghetollereert gheweest te syn". Met andere woorden: die zoge naamde gereformeerden zijn landver raders. De Staten Generaal waken met de clas sis Walcheren en met de Staten van Zeeland over hun mede-geloofsgeno ten in Vlaanderen en op 28 dec. 1718 nemen zij kennis van het feit dat de pre dikant Brand zijn bezoeken kon voort zetten en dat de r.k. kerken van Sas van Gent en omgeving weer geopend wa ren. In 1 71 9 vraagt de markies van Prié (ver vanger van de landvoogd) verlof opdat in Venlo katholieke processies mogen worden gehouden. Nagenoeg de gehe le bevolking is aldaar rooms-katholiek. Men antwoordt hem dat zijn verzoek gunstiger zou zijn ontvangen, indien hij van zijn zijdede ogen gesloten had voor de aanwezigheid van de predikant Brand in Vlaanderen en dat er geduren de 60 of 70 jaar een stilzwijgende over eenkomst was geweest, „in der stilte en by conniventie (oogluikend toegestaan) ende by provisie (voorlopig) tot een proeve om te sien of daar door aan de oeffeninge van de Gereformeerde Godsdienst in Vlaanderen eenige meer der ruymte sal werden toegebracht". Daarmee wordt op 1 9 november 1 720 het geval van de predikant Brand beslo ten. Maar in 1722 deed zich opnieuw een dergelijk incident voor op de Vlaamse Olijfberg en eveneens met een predi kant die vanuit Zeeland was gezonden. Het gaat om Pieter Cronenborgh. In de stukken die op deze zaak betrekking hebben, wordt de classis Zuid-Beve land genoemd als „opzienders van de Vlaamsche kruyskerken". Hij is dus door deze classis gezonden, die zich ook allereerst voor hem verantwoorde lijk weet. De classis is met deze zaak ge gaan ook allereerst naar de Staten van de provincie, die er voor zorgden dat ze aan de orde kwam bij de Staten Gene raal. Wat was het geval geweest? De be stuurder (promoteur) van het aartsbis dom Mechelen, Castelnovo, was ver wittigd dat er weer een andere predi kant was gesignaleerd te Maria Horebe ke. Hij ging er heen en vergezeld van schepenen van deze gemeente ging hij naar het huis van een calvinist, waar men wist dat Pieter Cronenborgh zich ophield. Op de vraag van de bestuurder antwoordde Cronenborgh dat hij daar was volgens regeling (ordre) van de Staten Generaal der Republiek. Maar hij kon de brief van deze Staten niet tonen die hem met deze zending hadden be last. De bestuurder nam in beslag ver schillende ketterse boeken (bijbels, li- thurgische boeken enz.) en daarna be val hij Cronenborgh weg te gaan. Toen deze weigerde weg te gaan, voelde Castelnovo zich bedreigd - zo verklaar de hij tenminste later - en sloeg Cro nenborgh tweemaal met een zweep, waarna de predikant wegging. Uit de stukken blijkt dat Cronenborgh zelfs gevangen is gezet. (wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 29