invloed van de stormvloedkering op natuur en milieu van de oosterschelde
44
De pijlers van de toekomstige stormvloedkering staan te wachten in het bouwdok om straks weggesleept te
worden naar hun plaats van bestemming. (Foto: René Kleingeld)
voor garnalen). Verder wordt de boven
rand van het voedselgebied voor plat
vissen - het intergetijdegebied - smal
ler.
Het Deltagebied neemt na de Wadden
zee de tweede plaats in op de Europese
ranglijst van overwinteringsgebieden
voor watervogels, met name steltlo
pers. Het is de vraag of deze positie ge
handhaafd kan blijven na het gereedko
men van de stormvloedkering. De stelt
lopers verliezen ongeveer 45 van hun
voedselgronden, de intergetijdeslikken.
Er heeft door verscheidene andere af
sluitingen in het Deltagebied in het na
bije verleden (Veerse Meer, 1 961Gre-
velingenmeer, 1 971al een verdichting
van de aantallen voedselzoekende vo
gels plaatsgevonden in de nog reste
rende gebieden. Bij een nog verdere te
ruggang van het oppervlak van de slik
ken zullen de aantallen vogels daad
werkelijk afnemen. Voor de Wadden
zee is berekend dat het wegvallen van
enkele duizenden hectares wadbodem
door inpoldering inhoudt dat de totale
in het Waddengebied beschikbare hoe
veelheid voedsel, zoals schelpdieren en
wormen, afneemt. En dat betekent dat
de aantallen fouragerende steltlopers
ook zullen afnemen. Als deze redene
ring op de Oosterschelde wordt toege
past dan zou het wegvallen van 8000
ha voedselgrond kunnen betekenen dat
het aantal overwinterende steltlopers
met ruwweg éénderde daalt. Dat is niet
alleen een gevoelige klap voor het Del
tagebied, maar dat kan ook gevolgen
hebben voor de populatie in de Wad
denzee, met name in strenge winters.
Als de Waddenzee bedekt wordt door
sneeuw en ijs, fungeert het Deltagebied
namelijk als overloop- en opvangge-
bied voor watervogels. Deze functie van
de Oosterschelde kan ook nog verzwakt
worden door de voorspelde lagere tem
peraturen die 's winters in het gebied
zullen optreden.
De schorren vormen een bijzonder
landschapstype, begroeid met zout-
planten, en afwijkend van de Groningse
en Friese kwelders. Door de bouw van
de stormvloedkering neemt hun opper
vlak af van 1450 tot 600 ha. Wat er nog
overblijft verandert ook. Door de ver
kleining van het getijverschil zullen de
hoogste delen van de schorren minder
vaak worden overspoeld. Dat betekent
indroging van de bodem en verruiging
van de vegetatie. Voor broedvogels is
dit geen negatieve ontwikkeling. Aan
gezien de hoogwaterlijn zich naar bene
den toe zal verplaatsen, zal de onder
rand van het schor dat ook doen. Veel
winst zal dat niet betekenen. Het zal
vooral het sterk concurrerende Engels
slijkgras zijn dat de nieuwe ruimte kolo
niseert.
Oosterschelde straks tussen Ooster
schelde nu en Grevelingen
Het Grevelingenmeer is een getijloos
zoutwatermeer, tussen 1964 en 1971
ontstaan door de afsluiting van het es
tuarium. Alleen de wind zorgt nu nog
voor stroming. De Oosterschelde krijgt
na 1 986 een gereduceerd getij. Dat be
tekent dat de toestand van natuur en
milieu in de toekomstige Oosterschelde
ergens zal eindigen tussen die van de
huidige Oosterschelde en het Grevelin
genmeer in.
In het Grevelingenmeer zijn grote ver
anderingen opgetreden na de afslui
ting. Enkele daarvan zullen worden op
gesomd: Het water is erg helder gewor
den. Er vindt sedimentatie van slib
plaats in de geulen (ongeveer 1 mm j—
Stikstof is een beperkende voedings
stof geworden voor de ontwikkeling
van het fytoplankton. Het plankton ver
anderde drastisch van samenstelling. Er
trad een zeer sterke groei van water
planten (zeegras) op. De gemeenschap
van bodemdieren veranderde sterk en
is na dertien jaar nog steeds niet in
evenwicht. De vogelbevolking veran
derde van steltlopers in viseters en
planteneters. Het mariene vissenbe-
stand werd gedecimeerd. Dit zijn alle
maal zaken die een verhaal op zich vor
men.
Dé les die we uit het onderzoek in de
Grevelingen hebben geleerd is dat ge
laagdheid van zoutwatermassa's over
grote oppervlakten moet worden voor
komen. Gelaagdheid leidt tot zuursto
floosheid in de onderste waterlaag en
dat houdt een overgang van de aerobe
onder toetreding van lucht) afbraak
van organisch materiaal naar een anae
robe afbraak in. Vooral voor een veran
dering in de stikstofcyclus is het Greve
lingenmeer erg gevoelig. Stikstof is een
beperkende voedingsstof voor onder
andere de fytoplanktonontwikkeling.