ALBERTHA PETRONELLA (BERTHA) OGTEROP (1860-1936)
Conservatrice van het Herbarium van het Zeeuwsch Genootschap
en Middelburgs socia/iste van het eerste uur
Prof. dr. P. Smit
Bertha's vader, Alberthus Gerhardus
Ogterop, werd op 9 april 1 823 te Win
schoten geboren en had zich op 1 mei
1 852 als genees-, heel- en vroedmees-
ter te Pijnacker gevestigd. De man is
vermoedelijk kort daarna weduwnaar
geworden; we weten slechts dat zijn
eerste vrouw hem een dochter heeft na
gelaten2) en dat hij op 1 september
1 859 te Middelburg ten tweede male in
het huwelijk is getreden met Anna Tak,
geboren op 1 5 juli 1 825 te Middelburg.
Zij stamde uit een Doopsgezinde Mid
delburgse familie van handelaren en fa
brikanten. Haar vader was Anthonie
Tak, koopman in ijzer en haar moeder
was Petronella Hister.
Op 11 november 1 859 werd Anna Tak
te Pijnacker ingeschreven als echtge
note van A. G. Ogterop en het jaar daar
op - 20 juli 1 860 - werd Albertha Pe
tronella geboren3).
Over de Pijnacker'se periode van de
hoofdpersoon van ons verhaal is vrijwel
niets bekend. We weten slechts, dat
Bertha op 27 oktober 1877 naar
Utrecht is vertrokken, maar reeds op 1 8
januari 1878 weer naar Pijnacker te
rugkeerde, vermoedelijk als gevolg van
het overlijden van haar vader op 4 ja
nuari van datzelfde jaar4).
Na de dood van Albertus Gerhardus
vertrokken moeder en dochter reeds op
2 mei 1 878 naar Middelburg. Tot 1 885
woonden beide dames daar in de Korte
Giststraat A 128; van 1886 tot 1899
aan de (Zuidelijke) Abdijpoort A 49 en
tenslotte aan het Molenwater N 47, op
welk adres de weduwe Ogterop-Tak op
14 november 1906 is overleden. Later
verhuisde Bertha Ogterop naar Mol
straat F 885).
Voor zover ons bekend, heeft Bertha
Ogterop nooit een betaalde functie be
kleed. Zij behoorde tot een intellectue
le, in die tijd vooruitstrevende kring en
heeft vooral in haar jonge jaren ver
schillende activiteitenten bate van min
der bedeelden ondernomen. Op rijpere
leeftijd speelde zij een actieve rol in de
Middelburgse afdeling van de SDAP.
Op 31 juli 1 936 kwam er een einde aan
het leven van deze boeiende en toch
ook wel veelzijdige persoonlijkheid. Bij
haar overlijden werd van de zijde van
het Zeeuwsch Genootschap een palm
tak als blijk van waardering gezonden.
1. Botanische aciviteiten
a. Als Conservatrice van het
Zeeuws Herbarium
In 1892 trad Albertha Ogterop als di
rectrice toe tot het Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen6). Nog in
datzelfde jaar nam zij de verzorging op
zich van het tot dat Genootschap beho
rende Herbarium. Dit Herbarium om
vatte een vrij volledige verzameling van
planten welke in de verschillende delen
der provincie Zeeland voorkomen7).
De collectie was goeddeels bijeenge
bracht door Walrave Baas (1811 -
1 877), tuinbaas op het landgoed Moes
bosch bij Koudekerke; A. Walraven
(1 820-1 895), van 1 844 tot 1 871 ge
neesheer te Hoek (Zeeuws Vlaanderen)
en van 1873 tot zijn overlijden arts te
Nieuw- en St. Joosland op Walcheren;
de gebroeders D. (1853-1918) en C.
Lako (1 848-1 922); R. B. van den Bosch
(1810-1 862), arts te Goes en tenslotte
Mej. A. P. Ogterop8). Vooral in de be
ginjaren van haar conservatrice-schap
heeft zij nog verscheidene interessante
vondsten aan het Herbarium kunnen
toevoegen9). In het bijzonder betreft
het hier een reeks van door haar gevon
den adventiefplanten, de meeste daar
van afkomstig van een pothoofdterrein
te Middelburg, gelegen bij de meelfa
briek tussen de spoorlijn en het Kanaal
door Walcheren, aan een weg, welke
thans Nijverheidsweg heet10).
Behalve het insereren van nieuwe plan-
tenvondsten behoorde het tot haar taak
de plantencollectie van het Genoot
schap goed te controleren, voorai op in
sectenvraat. Zij nam zich voor, de min
der goede exemplaren door betere te
vervangen en in haar korte bijdrage in
het „Gedenkboek" riep zij jongere
krachten op haar hierbij behulpzaam te
zijn, omdat de groeiplaats van enkele
dezer planten voor haar niet meer be
reikbaar zou zijn 1
In deze slechts 2 pagina's omvattende
bijdrage aan het „Gedenkboek" gaf zij
tevens een lijstje van een 1 2-tal van de
mooiste en merkwaardigste planten uit
het Herbarium, met soms interessante
bijzonderheden over hun groeiplaats.
Deze bijdrage schijnt tevens de enige te
zijn geweest, die ooit van haar hand op
het gebied van de botanie is versche
nen. Zoals Mennema terecht opmerkt
Bertha Ogterop, ca. 1890.
(zie noot 7) „treedt zij naar voren als ie
mand, voor wie de esthetische rijkdom
der natuurlijke vormen van grotere
waarde is dan de wetenschappelijke
betekenis van een herbarium".
Als we in het Jaarverslag van het Ge
nootschap van 1 932 lezen, dat „de ver
dienstelijke conservatrice van het
Zeeuws Herbarium Mej. A. P. Ogterop"
in 1931 als zodanig is afgetreden, dan
heeft zij bijna 40 jaar lang deze - onbe
zoldigde - functie vervuld. Zij is dan 71
jaar oud. Ook al ondervond het Herba
rium na 1 900 nauwelijks nog enige uit
breiding, het blijft de grote verdienste
van Bertha Ogterop, dat zij ervoor heeft
gezorgd, dat het materiaal behoorlijk in
portefeuilles is opgeborgen met etiket
ten, waarop door haar eigenhandig de
namen van de families en de daartoe
behorende geslachten van de in de por
tefeuille opgeborgen planten, zijn bij
geschreven.
b. Als lid van de Nederlandsche Bo
tanische Vereeniging
In hetzelfde jaar 1892, waarin Bertha
Ogterop als directrice toetrad tot het
Zeeuwsch Genootschap, werd zij te
vens voorgedragen als lid van de Ne
derlandsche Botanische Vereeni
ging12). Deze vereniging was in 1845
opgericht door de uit Goes afkomstige