w. h. bal, antiquair te middelburg 15 Antiquair Willem Hendrik Bal (1 880-1 962), staande, omstreeks 1912. Staand ookzijn zuster Koosje. Zittend links hun ouders. Figuur rechts onbekend. beschadigde meubelen hersteld en voor eigen genoegen kastjes gemaakt naar antiek voorbeeld. Er moet daarboven ook nog een zogenaamde suikerzolder zijn geweest waar in verband met de bakkerij, de suiker, honing en specerijen werden opgeslagen. De slaapkamer van tante Sanne was ui terst sober gemeubeld: een pitchpine bed, een dito grote linnenkast, een ou derwetse wastafel met kom en lampet kan, een tafeltje en een paar stoelen. De twee grote ramen waren aan de straat kant gelegen. In deze kamer was ook de deur die toe gang gaf tot de „schatkamer". In die ka mer, waar je je nauwelijks kon keren, be vonden zich de allerkostbaarste zaken uit oom Willems verzameling. Chinees porselein: familie noire, familie verte en familie rose, kommen, borden, honder den flesjes, kortom ik kan weervervallen in het opnoemen van dingen die ik al eerder genoemd heb. Maar wat hier stond was van de allerbeste kwaliteit. Er stond wat meubels betreft onder andere een prachtige Zeeuwse kast die een voorwerp van overweging was geweest voor het cadeau van Koningin Wilhelmi- na aan Chuchill na de tweede wereld oorlog. Deze kast bevindt zich nu in het museum in het abdijcomplex te Middel burg. Al deze voorwerpen zijn bij testa ment vermaakt aan het Rijksmuseum; de boeken, handschrifen en atlassen aan de Provinciale Bibliotheek te Middel burg. Bij testament vermaakt onder voorwaarde dat een en ander in Middel burg tentoongesteld zou worden. In het museum zijn inderdaad veel voorwerpen te bezichtigen maar bij lange na niet in die hoeveelheid zoals de bedoeling van Uncle W. moet zijn geweest. Misschien was dit ten dele zijn eigen schuld, maar daarover later in dit verhaal. Ook de ouders van deze drie mensen hadden hun leven lang in de Kromme Weele gewoond. De oude heer Bal was, naast bakker van de reeds genoemde ontbijtkoeken ook verzamelaar van an tiek. Hij had een afspraak met de op kopers van Middelburg die vrijdags morgens met paard en wagen de dorpen introkken, eerst bij hem aan te komen. Zij kregen dan ieder een rijksdaalder onder voorwaarde dat ze bij terugkeer 's avonds hem de eerste keus uit de die dag opgekochte goederen zouden ge ven. Op deze manier is hij in bezit gekomen van Delftse schotels, kaststellen en ook van twee Delftsblauwe paarden die in Biggekerke voor een gering bedrag wa ren gekocht. Toendertijd was porselein en aardewerk van weinig waarde. In de collectie-Bal bevinden zich grote Delftse schotels (blauwe drie-ogen of pauw schotels of theeboomschotels) die hij van de opkopers voor een paar kwartjes had gekocht. De jongste zuster was reeds overleden toen ik in Middelburg ging wonen. Van haar weet ik alleen dat ze er dik en rond uitzag, heel vriendelijk was en zich hoofdzakelijk met het eten bezig hield. Tante Sanne had een vreselijke hekel aan het huishouden en daarom waren er ondanks hun zuinige manier van leven, twee werksters. Eén voor het ruwe werk zoals vloeren schuren en dweilen en ra men zemen. De andere was er meervoor het onderhouden van het mooie meubi lair en het stofvrij houden van alles. Sanne had een delicate gezondheid en had vroeger een huisonderwijzer gehad. Voor haar tijd was ze modern, had leren fietsen en zwemmen en pianospelen of schoon ik in het huis nooit een piano heb kunnen ontdekken. Zij was altijd aan het breien, haken of borduren. Immer met paarse of donkerblauwe wol. Zij droeg paarse gebreide onderjurken en daar over gebreide donkerblauwe jumpers of vesten, hooggesloten met een antieke Franse broche van email met gouden be werkte rand. Zij kwam zelden buiten. Ik heb haar in die jaren een keer ontmoet bij mijn schoonmoeder bij wie ze bij ho ge uitzondering een visite kwam maken, gekleed in een (hoe kon het anders) don kerblauw ouderwets mantelpak met donkerblauwe hoed met grote rand. Ze was altijd vriendelijk en geïnteresserd in mijn verhalen over ons jonge gezin. Maar zij is nooit bij ons op bezoek ge weest. Als ik jarig was kreeg ik altijd een mooi cadeautje van haar. Oom Willem kwam dat dan brengen met een bosje bloemen, of, zoals hij het noemde, een bosje onkruud. Uncle W. was een Pickwick-achtige fi guur. Een korte gedrongen gestalte, iets voorovergebogen, klein rond hoofd, kaal met een krans van grijs-bruin haar. Pien tere oogjes en een kleine neus. Sterk als een beer en nooit ziek. Voor zover ik weet is er bij hem nooit een vrouw in het spel geweest. Tegen een goede kennis heeft hij eens gezegd dat

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 21