w. h. bal, antiquair te middelburg 18 broer en zuster nooit enige affectie voor elkaar toonden (stel je voor, wat een aanstellerij!) was er toch blijkbaar een hechte band geweest. Een paar dagen na de begrafenis kreeg ik van oom W. een briefje aan mij ge richt, van Tante Sanne. Daarin vroeg zij mij enkele zaken te verdelen tussen haar beide werksters. Het betrof wat gouden sieraden en een paar lappen stof (don kerblauw) die ze nog in voorraad had. Ook beval ze oom W. in onze aandacht aan. Toen brak er een moeilijke tijd aan voor Bal. Hij kreeg een goede huishoudster, die bij hem inwoonde en hem prima ver zorgde. Zij kwamen met Kerstmis bij ons eten en dan was Uncle W. keurig in het pak en bracht een fles goede wijn mee. Hij zat dan onder de maaltijd genoegelijk te vertellen uit zijn leven als antiquair. Het werd een gewoonte van hem om zondagsmiddags bij ons aan de Na- dorstweg te komen theedrinken. Hij kwam dan op de fiets. Die had hij ge kocht omdat het lopen een beetje ver moeiend voor hem werd. Hij fietste schots en scheef door het verkeer, belde bij iedere straathoek, stak zijn linker- of rechterhand uit en nam tegelijkertijd de bocht zonder om te kijken. Het is een wonder dat hij nooit een ongeluk gekre gen of veroorzaakt heeft. Bij zulke bezoeken vertelde hij dan wat hij zoal had meegemaakt, gekocht of verkocht. Als hij iets moois voordelig had gekocht heette dat „voor een sch en drie knikkers". Op een keer kwam hij met zijn winterjas de kamer binnen en zei: „Hoe vinden jullie m'n jas? Voor vijf gulden op het vendu gekocht." Hij gaf niets om zijn kleren en liep er vaak slor dig bij. Toendertijd zei hij al dat er feitelijk geen echt mooi antiek meer te vinden was. Al leen op grote verkopingen van rijke in boedels, dikwijls om de successierech ten te kunnen betalen, was nog wel eens iets moois te kopen. Goede stukken antiek noemde hij „knap". Hij had het over een stel knappe stoelen. Wat niet goed was werd een „peuk" genoemd. Hij had geen verstand van schilderijen noch van juwelen maar wel weervan zilver ofschoon hij daarvan weinig bezat. Zijn grootste kennis en liefde gingen uit naar Chinees porselein en meubelen. Veel bezitters van antiek werden zich bewust van de waarde en hielden het vast. Nadat hij zijn thee en eventueel een bor reltje had gedronken en zijn hart gelucht had over de belastingen en de banken, allemaal vuile dieven waren het, vertrok hij weer, door ons nagekeken want hij stapte op een bijzondere wijze op zijn fiets. Het rijwiel werd naast de stoep rand gezet, hij ging er achter staan, zet te dan een voet op een ijzeren uitsteeksel aan het achterwiel, zette zich met de an dere voet af zodat de fiets wat vaart kreeg en verhief zich dan tot hij op het zadel zat. Wij keken dan of hij rechtdoor fietste want soms maakte hij, aangeko men bij het kaartenhuisje van het sport veld een sanitaire stop en verdween ach ter het huisje. Op zekere dag was zijn fiets weg. Toen hij 's morgens wilde wegrijden was de tweewieler verdwenen uit de winkel. Wat zal hij gevloekt en gescholden heb ben. Een paar dagen later ging hij ge woontegetrouw zijn sigaren halen bij Diesch op de Markt. Daar kwam hij al ja ren als klant, maakte een praatje en ver telde dat zijn fiets gestolen was, waarop de heer Diesch zei dat er voor zijn etala ge buiten al dagenlang een fiets stond. En ja hoor, het was oom W.'s fiets die hij helemaal vergeten was toen hij voor het laatst bij Diesch was geweest. Hij was toen naar huis gelopen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1987 | | pagina 24