w. h. bal, antiquair te middelburg
19
In 1 957 ging het bergafwaarts met zijn
gezondheid. Een attaque was oorzaak
van een gedeeltelijke verlamming zodat
hij met een stok moest lopen. Het moet
hem, tot dan sterk en gezond, heel wat
gekost hebben dit te verwerken. Hij
heeft er tegen gevochten maar stond
machteloos. In dat jaar stierf mijn echt
genoot. Oom W. bood direct zijn hulp
aan als dat nodig mocht zijn. Hij heeft
ons huis met alles wat zich daarin be
vond nog getaxeerd. In die tijd ging ik
nogal eens 's avonds, woensdags, naar
hem toe. De huishoudster ging dan naar
de „zang". Ik kwam dan met mijn brom
mer om 7 uur bij hem en zette de Solex in
de winkel, geholpen door de huishoud
ster. Oom Willem en ik zaten dan in de
„mooie" kamer aan de straatkant, ieder
voor een raam, tegenover elkaar. De juf
frouw schonk dan thee voor ons in en er
was voor ieder een taartje. Oom W. zat
ervan te smullen want er werden nooit
gebakjes gegeten voor zover ik weet. Hij
zei: „Eet het maar vlug op, de mensen
dievoorbij komen hoeven niette zien dat
we een taartje eten."
Nadien gingen we dan in de tussenka-
mer zitten aan de grote tafel en dan kon
hij met een beetje aanmoediging ontzet
tend gezellig en interessant vertellen
over oude voorwerpen. Zo leerde hij me,
door voorbeelden te tonen het verschil
te zien tussen echte en nagemaakte
„lange Lijzen", de bekende hoge blauw
Chinese theekopjes. Hij liet me bijzon
dere boeken zien en oude handschriften
en de avond vloog om. Als de huishoud
ster thuiskwam ging ik naar huis.
In die tijd naderde ook de herbouw van
de Abdij zijn voltooiing. De architect
vroeg mij om samen met hem en Uncle
W. naar een afdeling te gaan die be
stemd was om de schatten die aan het
Rijk waren vermaakt tentoon te stellen.
Zo gezegd, zo gedaan. Ik kwam met mijn
auto naar de Kromme Weele en met veel
moeite, gezien het halfverlamde been,
kregen we Bal in de auto. In de Abdij
moesten we nog een trapje op en kwa
men toen in een mooie ruime zaal. Er
stond een stoel voor Oom W. Hij ging er
op zitten, zette zijn stok voor zich op de
grond, beide handen er op en daarboven
zijn ronde stuurse gezicht.
De architect vertelde hem dat hijzelf nu
kon zeggen hoe hij de ruimte wilde in
richten: waar de vitrines of de muurkas
ten, hoe de belichting en de bekleding
der vloer. Hij kon alles krijgen zoals hij
het wilde. Maar hij zat daar maar, onbe
wegelijk en wij begrepen dat er niets met
hem te beginnen viel. Hij dacht er niet
aan iets voor te stellen, wat hij zei waren
weinig vleiende woorden aan het adres
van museumbezoekers doorspekt met
vloeken. Uiteindelijk zijn we onverrich-
terzake naar de Kromme Weele terugge
keerd. Ik kon me goed voorstellen hoe hij
zich voelde. Hij wilde toen nog geen af
stand doen van zijn verzameling. Zolang
hij leefde wilde hij alles kunnen zien en
aanraken. Ik denk dat ook hierdoor maar
een klein gedeelte van de schenking in
het Middelburgs Museum te zien is. Wel
is de bakkerswinkel in zijn geheel over
gebracht naar een draaiplateau op de
hoogste verdieping. Een stoffige juf
frouw staat achter de toonbank.
Langzamerhand takelde Uncle W. meer
en meer af. Hij begon zich moeilijker te
bewegen en werd wantrouwig. De huis
houdsters kwamen en gingen, maar al
lengs was er niet meer met hem te leven.
Bij nacht en ontij belde hij zijn notaris,
mijn schoonzoon en de politie op. Als zij
dan kwamen moesten zij zijn portefeuil
le zoeken die hij zelf opgeborgen had
boven op zijn kast. Hij zag in iedereen
een dief. Ik heb hem in die tijd niet mee
gemaakt daar ik hertrouwd was en Mid
delburg had verlaten. Nog één keer heb
ik hem gezien toen ik hem in het zieken
huis bezocht. Een eenzaam mens, opge
groeid zonder veel liefde of genegen
heid. Eenzaam gestorven. Hij was toen
82 jaar.
daar nog een vriend van Oom W., de
heer Peerke Pauwels uit Kortrijk. Hij zei:
„Nu heb iktoch die twee stenen leeuwen
waar Bal te veel voor vroeg, gekocht."
Veel Middelburgers zullen iets gekocht
hebben. Ook mijn kinderen en ik hebben
een en ander gekocht als aandenken aan
deze bijzondere man, ditverrefamilielid,
onze Uncle W.
Met dank aan de heer J. de Bree te Middelburg voor
zijn waardevolle medewerking.
Na de begrafenis kwamen de heren van
het Rijksmuseum om alles wat aan het
Rijk was gelegateerd te inventariseren,
in te pakken en mee te nemen. Alle boe
ken gingen naar de Provinciale Biblio
theek.
Wat resteerde, de winkelvoorraad, de
verdere meubelen en feitelijk alles wat
zich in de twee panden bevond, werd in
een drie dagen durende veiling ver
kocht. Er werd geveild door „Kunstvei
lingen S. J. Mak van Waay" in het ge
bouw Schuttershof. Op de kijkdagen
waren de zalen propvol. Op de veiling
dag waren kopers uit binnen- en buiten
land in grote getale aanwezig. Ik sprak