'Een oven tot het bakken der kleuren in glas' Het korte bestaan van een glasfabriek in Veere. G. Imanse Tijdens de komende Zeeland Cultuurmaand zullen in de Grote Kerk van Veere een aantal gebrand schilderde glas-in-lood ramen uit particulier en openbaar bezit getoond worden. De meeste van deze ramen zijn afkomstig uit de collectie van het Zeeuws Museum in Middelburg. Dit museum kreeg de ramen, 34 stuks, in 1905 ten geschenke van Mr. Willem Polman Kruseman (1849 -1918), jaren lang voorzitter van het Zeeuws Genootschap en bekend maecenas. Het archief van het Zeeuws Genootschap over het jaar 1905 vermeldt er nog bij waar de werken vandaan komen: "afkomstig uit de voormalige glasbranderij te Veere."1 Voor de geschiedenis van deze glasbranderij moeten we bijna op de kop af 100 jaar terug in de tijd. Op 31 december 1892 werd de bevolking van Veere uitgebreid met een negental personen: het betrof het gezin van Bernardus Franciscus Plasschaert (Westdorpe 1835 - Veere 1893) en Pieternella Jacoba van der Poel (Vlissingen 1841 - Middelburg 1916) en hun zeven kinderen, van wie de oudste, Albert August, 26 jaar was en de jongste 7 jaar. Het gezin was afkomstig uit Delft, waar vader Bernardus tot kort voor de verhuizing de functie van leraar tekenen aan de Burgeravondschool en HBS vervulde, en vestigde zich op het adres Markt 15b.2 Waarom het gezin naar Veere verhuisde is niet helemaal duidelijk. In een, in kleine kring verspreide, handgeschreven biografie van oudste zoon Albert August Plasschaert is te lezen dat zijn vader omstreeks 1890 aan een ernstige kwaal ging lijden en dat hij tenslotte ontslag had moeten nemen uit al zijn betrekkingen en dat Albert August het werk voortzette dat hij niet meer kon doen.3 De meest voor de hand liggende verklaring is dat Albert August, die tot in 1890 een opleiding voor werktuig bouwkundig en scheepsbouwkundig ingenieur aan de Polytechnische School in Delft (de voorloper van de huidige Technische Universiteit) had gevolgd, maar daarnaast ook als kunstenaar actief was, in Veere op de één of andere manier emplooi had gevonden. In het bevolkingsregister van Veere staat echter achter zijn naam geen beroep of bezigheid vermeld. Maar wellicht heeft ook de Zeeuwse herkomst van de beide ouders een rol gespeeld. Met de ziekte van vader Bernardus ging het niet goed: hij overleed nog geen drie maanden later. "Daar mijn moeder na het overlijden van mijn vader wat pensioen kreeg kon ik mijn arbeid voor het gezin wat gaan beperken en een gedeelte van mijn tijd opnieuw aan Kunst gaan geven. Door den omgang met de Kunst van Franz Melchers, die toen in Veere kwam wonen en wiens werk ik zeer apprecieerde (sic)..." De kunstenaar Franz Melchers (1868 - 1944), die Plasschaert hier in zijn biografie noemt, was één van de vele Belgische kunstenaars die aan het einde van de negentiende eeuw voor korte of langere tijd Veere als verblijf plaats verkozen. Een impuls die het stadje overigens wel kon gebruiken.4 Melchers ging met zijn vrouw wonen op het adres Markt 170. Deze kunstenaar was, uit Nederlandse ouders, geboren in Munster en had een opleiding als kunstenaar gevolgd in Brussel, onder andere bij de in die periode daar verblijvende Jan Toorop. in juni 1894 diende hij bij de gemeenteraad van Veere een verzoek in om een stuk grond te mogen kopen aan de Rijkendijk voor het bouwen van een oven tot het bakken der kleuren in glas..." De gemeenteraad ging accoord, maar Melchers vond de gevraagde som te hoog en het project dreigde te mislukken. Aan een actie van 37 verontruste Veerse burgers, die nog diezelfde maand een daartoe strekkend schrijven aan Burgemeester en Wethouders richtten, was het uiteindelijk te danken dat er overeenstemming werd bereikt. Van doorslaggevende betekenis daarbij was ook het feit dat Melchers toezegde op een in pacht te nemen tweede stuk grond arbeiders woningen te zullen bouwen, waarmee de werkgelegenheid in de gemeente natuurlijk gediend was. Dat Melchers koos voor gebrand schilderd glas, behoeft geen verwondering te wekken. In de negen tiende eeuw werd deze techniek in Europa als het ware herondekt en kon zich in een warme belangstelling verheugen.5 Dit hing ten nauwste samen met de in de Romantiek ontstane fascinatie voor de gothiek. De neo- gothische stijl was daarvan het resultaat en de eenheid der kunsten', zoals die in de middeleeuwse bouwhutten van kathedralen bestond werd als ideaal gezien. In Nederland werd glas-in-lood op grote schaal toegepast in de neo- gothische rooms-katholieke kerk gebouwen van P. Cuypers en collega's. Deze bouwhausse was mogelijk geworden door de vrijheid van gods dienst, grondwettelijk vastgelegd in de periode van de Bataafse Republiek, en het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Deze 'eenheid der kunsten' bleef bestaan in de periode van de Art Nouveau rond 1900, waarbij glas-in-lood een even belangrijke rol speelde, vooral in België waar Melchers vandaan kwam. In Nederland ontstonden in de tweede helft van de negentiende eeuw talrijke ateliers voor gebrandschilderd glas, waarvan de belangrijkste in Roermond (Frans Nicolas), Utrecht (Heinrich Geuer) en Delft (Atelier van gebrand glas 't Prinsenhof van Adolf Ie Comte en Jan Schouten) gevestigd waren. De bouw van de glas-oven moet in korte tijd zijn beslag hebben gekregen. Toen in het najaar van 1894 koningin regentes Emma een bezoek bracht aan de provincie Zeeland, waarbij ook Veere aangedaan werd, bood Melchers de koninklijke gast een proeve van zijn kunnen aan, namens de gemeente. Het Verslag van de gemeenteraad Veere van 29 oktober 1894 meldt bij de ingekomen stukken dat de Heer Melchers van het door hem aan geboden geschenk aan H.M. de Koningin eene photographie heeft doen vervaardigen en deze heeft afgestaan voor de Oudheidskamer, waarvoor dien Heer door B. en W. dank is betuigd."6 Verder toonden Melchers en zijn collega, de Belg Charles Doudelet (Lille 1861 - Gent 1938) eind november enkele voorbeelden van hun glas- 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1992 | | pagina 26