Nieuw Walcheren (Tobago) is een typisch produkt van Indianen uit de Zuid-Amerikaanse tropen. Zij men gen deze rode kleurstof, die afkomstig is uit de zaaddozen van de heester Bixus Orellana, met een plantaardige olie. Met deze kleurige crème smeren ze hun lichamen in als bescherming tegen de zon en insekten, waarvan ook hun bij naam 'roodhuiden' zou zijn afgeleid. In Europa werd het produkt vooral toege past in de textielverven] en als boter- en kaaskleursel. Uit het relaas blijkt dat de kolonisten waren begonnen met de verbouw van tabak, maar of dit produkt een succes zou worden werd betwijfeld. Gelein had in ieder geval zijn bedenkingen, hij dacht dat de grond niet geschikt was, en gaf het advies te bezuinigen op personeels kosten. Hij gaf verder een uitvoerige berekening van de winsten en onkosten die zijn opzet met zich mee zou brengen en besloot dan zijn advies met: "En oft imant vorwende dat dese wen- nich liden souden risiko loopen van de wielden, het selve dooen sij nu ock, want dar lecht nauelick 4 personen bij malckkandren. Sien soo ver verspret dat sij qualick in 8 dagen bij den andren conen comen. En oft sij sooen bijeen waren, soo konen sij wennich wer dooen door h[aar] I[ieden] ongesonthet. En het gewer dat ick dar gezien hebbe was ver- gaen en gebroken. Somma, sij mogen wel wensen dat de wielden gen wilde sinnen krigen, want sij leven onder de misercorde van de wielden. Dit is soo vel ick hebbe conen vernemen en gesien van dese klonij. Godt geve har sinen segen dat sij mogen wassen, mar sij heb ben lant nit." Gelein verlaat dan deze kolonie en vaart met zijn sloep naar de rivier de Demerara en van hieruit naar de volgende kolonie enkele mijlen verderop aan de rivier de Essequibo. "Al soo ick den 19 maies 1629 booven quam met mien sloop bij den kommies Jan van Beverlant, soo vant ick Jan van der Gost [Jan van der Goes] dar nit al soo hij ut handlen was. De liggers lagen hier met har 5e en enen neger op een Indeians hus, waren mede gestelt als die in Berbites vool van pocken. Har priens- pael hus was booven den dach varens op de vallen, ront omme bezet met een pallesado, genogsam verzien voor een renloop van wielden, al war sij hebben har meste cergesonen. De meste kergesoonen die hier getrocken [wor den,] zien groote en kiene bilen, sonder- lick gen hackmessen sien her begert, canneserders met dobbel punten, voort ander klenichhet die men nar Westindijen sent, voort koralen van alderhande kulluren. Dit is soo vel ick aldar van den handel verstaen hebbe." Gelein moest enkele dagen blijven wachten totdat de kooplui van deze handelsfactorij terug waren gekeerd van hun handelsmissies. Hij had de opdracht hen cargazoenen te leveren: "Den 24 sochtens vroch het den cop- man de cergesonnen ontvangen, die hie nit gerren ontvien, door dien sij noch vel cergesoen legde hadden, doch door de order van de h[eren m[eesters] het hij di ontvangen." Gelein ging weer onder zeil en op 27 mei arriveerde hij op Tobago, Nieuw Walcheren, alwaar eveneens een Zeeuwse kolonie gevestigd was. Gelein had de opdracht om ook hier cargazoe nen te leveren en tevens had hij voor hen een ijzeren kanon bij zich, een zoge naamde achttienponder. De kolonisten legden zich ook hier toe op de verbouw van tabak. Op het eiland woonden blijk baar geen Indianen waarmee (handels) Zeeuws Tijdschrift 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1995 | | pagina 13