nog steeds een huis met de naam Moffenschans in
mijn buurt. Ik wist dat het niet om het oorspronkelij
ke pand ging, maar wat betreft de plek kon geen ver
gissing mogelijk zijn. Hij had er tienduizenden regels
over geschreven, nee gedicht. En passant had hij de
Spanjaarden vervloekt en de Jezuïeten en wie weet
welke bevolkingsgroepen nog meer in die krankzin
nige hulde aan Arcadia, met de titel: Daper inemptae
of de Moufe-schans, dat is de soeticheyt des buyten-levens
vergheselschapt met de boucken.
Hij was als botanicus de Held van de Aardpeer
geweest. Tonnen van dat spul had hij naar de
Engelsen geëxporteerd. Misschien was de plant in
mijn kleine niemandsland een nazaat van de gewas
sen die Hondius driehonderd jaar geleden verbouwd
had. Zijn tuin kon zich uitgestrekt hebben tot het per
ceel dat nu mijn eigendom was.
Ik nam me na deze overpeinzingen twee din
gen voor: ik zou een bezoekje brengen aan de
Moffenschans die in 1896 als boerderij herbouwd
41 Zeeuws Tijdschrift 2005/3-4