Citroenen met Brabants bont, olieverf (marouflé) 30 x 40 cm, particuliere collectie.
zijn raam of tuin zou schilderen. In de achterkamer
maakte hij zijn atelier, in de voorkamer kon gezeten
en gegeten worden en boven op de eerste verdieping
waren slaapkamers. Het hield niet over. Daar stond
tegenover dat ze zelfstandig woonden en die vrijheid
was heel wat waard.
Voor Koets, zijn vrouw Francina en dochtertje Pita
begon een aangename tijd. Een periode waarin tijd
was voor andere dingen dan schilderen hoewel zijn
eerste solo-expositie vermoedelijk in oktober 1927
in Hotel Centraal in Goes was. Er werd geroeid en
gezeild op de rede van Veere of naar de Zandkreek
met de eigen roeisloep met een hulptuig. Of de
zeilboot van kleermaker Stam uit Middelburg werd
geleend voor langere tochten.^ Toch was het huwe
lijk niet zonder problemen. Zoals zoveel schilders had
Koets moeite afstand te doen van zijn schilderijen.
Francina was bij tijd en wijle onverbiddelijk, rolde
enkele doeken ineen en bracht ze naar de kunsthan
del in Middelburg. De rekeningen moesten immers
betaald worden en niet alles kon met schilderijen wor
den afgedaan. Hoewel, er was in Veere en omstreken
zeker sprake van een levendige ruilhandel. Bijna alle
Veerse kunstschilders ruilden dikwijls schilderijen
voor goederen of diensten. Zo moeten er in de jaren
voor de Tweede Wereldoorlog in Veere en op heel
Walcheren honderden schilderijen geruild zijn met
de lokale burgerij. Een aardig voorbeeld hiervan zijn
de pianolessen van Pita. Zij was muzikaal en had
pianoles van de Veerse burgemeestersdochter Corrie
Huinink en van de bekende Middelburgse pianoleraar
Jan Kuiler. Beiden werden voor hun diensten met
schilderijen betaald. Kóets gaf in deze vooroorlogse
periode, op die manier een tiental schilderijen per
jaar weg. Op een zelfportret van medio jaren dertig
beeldt hij zichzelf af met een strak en getormenteerd
54 Zeeuws Tijdschrift 2005/3-4