heeft uitgesproken geboekstaafd, maar de inhoud daar van is zo algemeen dat die ons in het gewenste opzicht niet verder helpt. Dit geldt eveneens van een tweede gelegenheidspublicatie van Westhovius uit 1688. Toch staat de zaak er niet hopeloos voor. Er zijn namelijk twee dingen die als bewijsargumenten voor de in dit artikel ontwikkelde stelling kun nen dienen. De Ruyters dochter Alida was in 1663 getrouwd met de Vlissingse schepen Johan Schorer. Deze overleed reeds het jaar daarop. Zij hertrouwde in 1667 met de Vlissingse predikant Thomas Potts, met wie De Ruyter zelf al blijkens een door hem aan Potts geschreven brief vertrouwelijke omgang had. De Ruyters jongste dochter Margaretha huwde in 1673 met de Amsterdamse predikant Bernardus Somer. Prud'homme van Reine concludeert hieruit terecht dat de zeeheld maar al te graag zag dat zijn dochters met een predikant trouwden. Toch is er meer aan de hand. Potts was de Nadere Reformatie toegedaan. Hij presteerde het zelfs om in 1684 zijn kansel beschikbaar te stellen voor de om zijn nader- reformatorische activiteiten afgezette collega Jacobus Koelman. Deze daad kwam hem op een schorsing van drie maanden met inhouding van zijn traktement te staan! Bovendien zijn van hem theocratische uitla tingen bekend, waardoor hij op gespannen voet met de Vlissingse magistraat kwam te staan. Van Somer zijn diverse preken(bundels) in druk verschenen. Eén daarvan heb ik inhoudelijk kunnen onderzoeken, met als resultaat dat ik in Somer een piëtist zie. De Ruyter had dus een kennelijke voorkeur voor vroomheidsbe- vorderende theologische schoonzonen. Dit zegt mijns inziens genoeg over zijn eigen religieuze ligging. Bijbel, zee, landsbelang, familie Prud'homme van Reine concludeert in zijn biografie van de Vlissingse wieldraaier dat er drie zaken waren die voor De Ruyter telden: de zee, de Bijbel en zijn familie. Uitdrukkelijk voegt hij hieraan toe: in die volgorde. Op grond van de inhoud van zijn boek moet er vóór de familie nog een vierde categorie ingevoerd worden, namelijk het land(sbelang). Dit liet hij immers keer op keer prevaleren boven zijn gezin. Maar ook in een tweede opzicht valt er een correctie op die volgorde aan te brengen. God was zo'n levende werkelijkheid voor De Ruyter, dat Zijn Woord voor hem boven alles stond. Het rijtje moet dus echt met de Bijbel beginnen. Omdat die als de onfeilbare openbaring van God alle gezag voor de zeebonk had, beleefde hij de grote en kleine dingen in zijn leven als komende van God en nam hij het gebod om God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf uiterst serieus. Hij hield het niet bij een vormelijke godsdienst, maar de pit van deze uiterlijk ruwe bonk werd gevormd door een teer en afhankelijk geloof, dat zich naar buiten toe open baarde in een onberispelijke en voorbeeldige levens wandel. Zijn populariteit stoelde voornamelijk op zijn bevindelijke omgang met de Bijbel en beantwoordde als zodanig aan het piëtistische ideaal om anderen tot een heilige jaloersheid te verwekken. Dit alles leidt tot de gevolgtrekking dat De Ruyters vroomheid alleen maar juist wordt geïnterpreteerd als die beschouwd wordt tegen de achtergrond en in het licht van het piëtistische en nader-reformatorische klimaat dat de kerkelijke gemeente van Vlissingen en zijn ouderlijke woning kenmerkte en dat hij later in zijn leven in Amsterdam ook weer ontmoette. Het dertiende vers van de berijmde Psalm 73, dat De Ruyter menigmaal in de kerk, op zee en in de huiskamer gezongen heeft, vormt een goede verwoor ding van wat er innerlijk bij hem leefde: Als ik dan U heb, o Heere mijn! Zou daar iets anders mijn God zijn? Zou ik ergens groot ofte kiene, Een God hebben dan U allene? Maar ik werde nu gans versmacht. Mijn hart verliest al zijne kracht; Doch Gij zijt, Heer, mijn troost geheel, Mijn borcht, mijn toevlucht, mijn erfdeel. Literatuur W.P. Balkenende, Lijdzaamheid overwint meer dan kracht, Veenendaal z.j. C. Graafland e.a., 'Nadere Reformatie: opnieuw een poging tot begripsbepaling', in: Documentatieblad Nadere Reformatie, 19 (1995), 105-184. J. van der Haar, Schatkamer van de gereformeerde theologie in Neder land (C.1600-C.1800). Bibliografisch onderzoek, Veenendaal 1987. W.J. op 't Hof, 'Een apotheker in tweeërlei zin', in: Documentatieblad Nadere Reformatie, 5 (1981), 10-16. W.J. op 't Hof, 'De Nadere Reformatie in Zeeland. Een eerste schets', in: Rond de kerk in Zeeland, A. Wiggers e.a., Delft 1991, 37-82. W.J. op 't Hof, Het gereformeerd Piëtisme, Houten 2005. F.A. van Lieburg, Repertorium van Nederlandse hervormde predi kanten tot 1816, twee delen, Dordrecht 1996, deel 2. R. Prud'homme van Reine, Rechterhand van Nederland. Biografie van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, vierde druk, Amsterdam/Antwerpen 2002. K.L. Sprunger, Dutch Puritanism. A History of English and Scottish Churches of the Netherlands in the Sixteenth and Seventeenth Centuries, Leiden 1982, 197-206. 19 Zeeuws Tijdschrift 2006/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2006 | | pagina 21