M
ID IE ID W
HI/M1IIIMI STER \/V HET
Jfe-i
DE
IIII/I
B
°p
breeder dan
totale zonsverduistering.
massa
i thans
tegenstelling, zoo
En het licht, dat
Een opname van de corona bij een
Het gesmolten ijzer en
de kanalen van
dien men het naar
een
de zonne-
zij door de
kijken, wanneer
vergrootglas, gemakkelijk zijn
kan aansteken! Welk
moeten
wanneer
op dezelfde materie liepen als op onze eigen
planeet. Zoo goed als alle elementen, die wij
kennen, komen op de zon voor, zelfs ijzer vindt
men er. Maar we zouden het niet herkennen,
want ijzer lijkt op de zon door de ontzettende
hitte, waaraan het is blootgesteld, een vlam
mende mist, terwijl koolstof, de moeilijkst smelt
bare substantie, zich als een wolk aan ons zou
voordoen! Dat er bij zoo'n geweldig hooge tem
peratuur water zou zijn te vinden, zouden we
natuurlijk niet eens veronderstellen; het is er
echter wèl, maar het bestaat op de zon uit zijn
samenstellende deelen, namelijk waterstof en
zuurstof.
Hoewel de zon dus uit vrijwel dezelfde ma
terie is opgebouwd als ons „ondermaansche",
zou de leek dit onmogelijk kunnen constateeren,
omdat alles er in gas is veranderd. Van een
vaste oppervlakte is dan ook geen sprake; de
zon is een gasbol, die niet eens een scherp af-
gebakenden omtrek heeft!
Indien wij de zon door een kijker waarnemen,
blijkt dat zij in het midden veel helderder is
De ontwikkeling ven een protuberans. De hoogte van den protu
berans Is 175.000 km. Het witte cirkeltje rechts onderaan stelt
de grootte van de aarde voor in vergelijk met den protuberans.
licht
bij vergelijkt,
bezoek aan de zon
op rondwandelen zooals wij het
thans op onze aarde doen, zouden wij raar op
we hoorden, dat wij eigenlijk
dan aan den rand. Hieruit valt af te leiden, dat
zij een atmosfeer heeft. Deze is echter van ge
heel anderen aard dan die onzer aarde. De
zonne-atmosfeer, die prachtig is om te zien,
kan onder normale omstandigheden niet wor
den waargenomen door de intense schittering
van het zonne-oppervlak. Gedurende langen tijd
kon men haar dan ook slechts gadeslaan wan
neer de maan tijdens een totale zonsverduis
tering het zonnelichaam totaal bedekt hield.
Gedurende zoon totale eclips lijkt de don
kere rand van de passeerende maan afgezet
door een geweldige franje van scharlakenrood
licht, waaruit hier en daar kolossale scharlaken-
roode vlammen opstijgen, die soms zóó groot
zijn, dat zij gemakkelijk van hier tot aan de
maan zouden kunnen reiken. -Men noemt deze
lichtfranje de corona, en de vlammen protube
ransen. Dank zij de uitvinding van de spec-
troscoop kan men dit wondere verschijnsel
thans op iederen mooien dag waarnemen, en
wij weten hierdoor, dat de verblindende opper
vlakte van de zon omgeven is door een zee
van donkerrood licht, heeter dan de sterkste
ons bekende warmtebron, en breeder dan de
Atlantische Oceaan.
Gedurende langen tijd heeft men gemeend,
dat de zon zelf een donkere vaste bol was,
slechts omgeven door het lichtende omhulsel
(corona), door welker af en toe zich vormende
gaten, die wij thans zonnevlekken noemen, men
den donkeren bol kon waarnemen. Anderen
hielden de zon voor een bcrl, welke uit vloei
bare stoffen bestond; de zonnevlekken waren
volgens hen slakken, die op deze massa rond
dreven. Deze theorieën heeft men thans ver
laten voor die van den gasbol.
Hoe het mogelijk is, dat de zon reeds van
den aanvang der tijden af onafgebroken licht
en warmte heeft kunnen verspreiden, en zij
daar nog maar steeds mee kan doorgaan, zon
der dat wij merken kunnen dat haar uitstra-
lingsvermogen ook maar in het geringst af
neemt, is een van de tallooze wonderen, waar
voor het heelal ons nog dagelijks plaatst, en
die wij niet vermogen op te lossen. Volgens
de nieuwste opvattingen zou op de zon materie
in energie worden omgezet. Indien dit inder
daad juist is alle geleerden zijn het hierover
echter nog lang niet eens dan zou, eer de
gansche zon in energie was omgezet, haar stra
ling in het geheel 1.500.000.000.000 jaren
kunnen duren!
et licht van de zon heeft acht minuten
en dertien seconden noodig om onze aar
de te bereiken. Indien dus, op ’t oogen-
blik dat gij dit leest, de zon eens ophield te
schijnen, dan zou na verloop van dien tijd geen
nieuw licht, maar ook geen nieuwe warmte ons
meer bereiken. Slechts weinige uren zou de
dampkring nog in staat zijn deze gaven van
de zon, die wij tot dan toe zonder er bij te
denken, aanvaard hebben, vast te houden, maar
geleidelijk-aan zou daarna al het licht en alle
warmte als het ware vervliegen. Het zou don
ker worden als op een nacht wanneer er gèèn
maan schijnt, want ook dit hemellichaam ont
vangt haar licht immers van de zon; de rivie
ren en zeeën zouden bevriezen tot kolossale
blokken ijs; de lucht zou geen „stroomingen”
meer kennen, doch zwaar en stil als een druk
kende mantel om ons heen hangen; de blade
ren der boomen zouden verdorren, en de hoo
rnen zelf zouden zoogoed als alle struiken en
planten sterven; de dieren des velds zouden
diep in hun holen een schuilplaats zien te vin
den tegen de bijtende koude, maar daarin op
den duur niet slagen, en de mensch zelf zou
ondanks de kunstmatige warmtebronnen, waar
over hij beschikt, weldra ook van koude moe
ten sterven. De aarde zou, star en koud en
donker als een reusachtig knekelhuis door het
heelal verder suizen doch zónder zin, en
zónder doel
Dit beeld, geen fantasie doch werkelijkheid,
is stellig voldoende om ons de belangrijkheid
van de zon voor het leven op aarde te doen
beseffen.
De zon is ongeveer een millioen maal groo-
ter dan de aarde; tóch lijkt zij door den grooten
afstand, waarop zij zich van ons bevindt ze
is gemiddeld bijna honderdvijftig millioen kilo
meter van ons verwijderd! slechts een kleine
schitterende schijf. Een sneltrein, die honderd
kilometer per uur aflegt, zou dan ook honderd
één en zeventig jaar noodig hebben, om van
de aarde naar de zon te komen. Ook het licht,
de warmte, die de zon uitstraalt, heeft dien
zelfden kolossalen afstand, waarvan wij ons
onmogelijk een voorstelling kunnen vormen, af
te leggen alvorens het ons heeft bereikt. Het
passeert daarbij bovendien nog een ijskoude
ruimte, waar het dus aan een sterke afkoeling
bloot staat. Desondanks is het zonlicht, wan
neer het op aarde aankomt, nog zóó heet, dat
men er, wanneer men het opvangt in 't brand
punt van een
pijp of sigaar mee
ontzettende temperatuur
stralen dus wel hebben,
zon worden uitgezonden!
In werkelijkheid kunnen wij ons de hitte, die
de zon heerscht, dan ook niet voorstellen.
staal, dat als water uit
onze hoogovens vloeit, zou, in
de zon overbracht, door de
Een foto van een groep zonnevlekken.
koud lijken, als ijs of sneeuw!
van de zon uitstraalt, is zóó
helder, dat zelfs het sterkste kunstmatige
zwart lijkt indien men het er v;: -
Indien wij een bezoek aan
brengen en er
konden
4
D