ïi
J
n
e
a
r
l;
VOLENDAM
Ik weet
is niet in
hij hui-
Met een vaart, ver-
kwam de verpleeg-
n
woord, zonder
n
s
n
e
e
e
I,
e
e
k
n
v
e
V
n
d
e
s
d
e
e
s
;i
n
it
r
•t
n
;t
V
r
n
i:
P
n
it
k
k
k
aan Frank,
het allerlaatst aan
voor Frank, en hij
bang
voor hem was.
ben gezien, zou
Hij lag in een bed, in een lange, smalle,
groen-getinte kamer. Aan zijn linkerhand stond
een verpleegster. Aan den anderen kanthij
moest zijn hoofd wat omdraaien, om hem te
kunnen zien stond een man met een baard
klaarblijkelijk een dokter. Ze hadden het over
hem. Hij kon niet hooren wat ze zeiden, maar
het kon hem ook niet veel schelen. Hij was met
zijn gedachten bij het verleden: hoe lang was
het geleden, dat hij met een vaart den hoek van
die bungalow was omgeslagen om naar de tram
te vluchten, toen hij opeens den vrachtauto vóór
zich had gezien, er tegen op was gebotst? Hoe
lang was het geledenhad hij een dag, een
week, een maand of een uur in dien duisteren
afgrond vertoefd die bewusteloosheid moest zijn
geweest?
ze eigenlijk
meer een
blijven. Dan zou hij terugkeeren
in de stad, en een bezoek brengt
De rest zou hij dan wel hooren. 1
diant genoeg om verwondering,
veinzen, omdat ze hem zoo laag
had gelaten
„Met wien zou
WASCHDAG IN
„Over een week of vier zult u wel naar huis
kunnen gaan," zei de dokter. „Ten minste, als
het wat meeloopt. Maar u zult.... u zult....”
Kerr keek hem gespannen aan. „Wat zal ik?"
vroeg hij toen.
„U leven lang mank blijven....”
Even staarde Kerr voor zich uit. Toen ont-
moette zijn blik weer dien van den dokter.
„En dan de litteekenszei deze. „Die
zullen óók blijven. Het was niet te vermijden
„De litteekens?” herhaalde Kerr. Hij had geen
spiegel gezien sinds het ongeval.
„Ja. En geen mooie! Breede, rauwe striemen,
zooHij maakte met zijn vingers een be
weging over zijn eigen wangen, en trok een
dubbele lijn. „Twee striemen naast elkaar. Pre
cies alsof iemand u met een hondenzweep een
paar slagen had gegeven
Terwijl hij vluchtte.... Hij dacht
aan de hondenzweep en
Julia. Hij was bang.... bang voor Frank,
haatte hemHaatte hem, omdat hij
Zou Frank het ongeluk heb-
hij wéten, dat hij hier was? Een
schok ging door hem heen: als hij het wist, dan
zou hij hem zeker opwachten, zou hij rekening
en verantwoording eischen, zoodra hij uit het
ziekenhuis kwamDat kon een week, een
maand durenaan het eind van dien tijd zou
in ieder geval Frank staan indien hij wist.
Hij kreeg iets te drinken en viel toen, uitge
put reeds door zijn denken, in slaap. Toen hij
voor den tweeden keer zijn oogen opende, stond
de verpleegster aan het voeteneinde van zijn
bed. Ze sprak met iemand....
„Daar u den patiënt kent,” zei ze, „en het
geen u hem te zeggen heeft, klaarblijkelijk be
langrijk is, moogt u éven met hem spreken.
Maar niet langer dan vijf minuten
De man, tegen wien deze woorden waren ge
zegd, was Frank, zijn vijand, die hem ontdekt
had, die gekomen was met den hondenzweep
om hem af te ranselen. Kerr begreep het direct.
Maar zonderling genoeg, hij was opeens niet
bang meer. Zonder een zweem van vrees in zijn
oogen, alleen maar nieuwsgierig, keek hij of hij
de zweep kon ontdekken. Hij zag ze niet
De verpleegster verdween, na een laatste for-
meele waarschuwing.
Toen begon Frank te spreken.
„Luister. Ik was naar je bungalow gekomen
omdat ik je iets had te zeggen. Ik zag je vluch
ten, zag je onder den auto komen. En ik heb je
hier gebracht. En nu
„Wil je me vermoorden?” vroeg Kerr, en de
schelheid van zijn stem deed hemzelf schrikken.
Frank antwoordde niet direct. „In ieder geval
wilde ik je een afstraffing geven.”
rrJe weet het.... van.... Julia?”
„Ja.... Ze...."
Maar Kerr viel hem in de rede. Hij struikelde
over zijn woorden: „Ze is met me meegegaan
naar Seabrim.... Maar ze is gevlucht.... ter
wijl ik even boven wasZe heeft zich ver
dronken of ze is van den weg af in zee ge
vallen.... Ze schreef me een briefjedat het
het einde wasdat ze niet blijven wilde en
dat ze niet terug durfde gaan
niet.
„Ze heeft zich niet .verdronken; ze
zee gevallenZe heeft
„Wat?" vroeg Kerr schor.
....zich bedacht en is naar huis gegaan....
Ze heeft me alles verteld en ik heb begrepen,
hoe ze zich door jou heeft laten verleiden en
hoe ze er spijt van had. Direct al. Onderweg
naar Seabrim had ze reeds begrepen, wat voor
een type je eigenlijk bent. Ze heeft haar eigen
ideeën omtrent rechtvaardigheid; ze wilde dat
je zoudt weten, dat ze je veracht, en ze wilde
óók, dat i k je dit zeggen zou. Daarom ben ik
naar Seabrim gekomen. De aframmeling, die ik
je geven wilde, was een toegift van mijzelf. Je
deed alsof je niet thuis was, maar ik zag je
tóch. Dat is alles. Je weet het nuen we zul
len elkaar niet meer zien denk ik....”
„Omdat.... omdat.... ga ik dood? Moet ik
sterven?" Zijn stem sloeg over, en 1
verde
„De dokter gelooft, dat je er nog bovenop
komt.... Maar je hebt je straf al
„U kunt nu beter gaan,” 1-
ster waarschuwen.
Frank ging. Zonder
zelfs meer een blik.
En Kerr zag hem nooit meer terug
Dien nacht sliep hij gerust en di
dag maakte hij een lange wandeling
precies, hoe hij tegenover Julia’s v
zijn eigen leven stond: het beteeke
van een avontuur, een einde, dat
gauw was gekomen naar zijn zin. I
Des middags zat hij voor het i
zitkamer, en staarde, even opziend
tuur, naar buiten.
....Het was alsof zijn hart bleef
den weg, die naar zijn bungalow
Frank aanMet lange, regelir
kwam hij regelrecht op het huisje i
rechterhand hield hij een hondenzv
Gedurende één oogenblik vroeg
hoe zijn verblijfplaats was ontdek
eigenlijk bij hem kwam zoeken. Ee
klaringen rezen in hem op; toen be
dit er niet op aan kwam: het feit,
ging, was dat Frank hem had geve
begrepen had, dat Julia met hém
en dat hij kwam af rekenen! Missch
maken misschien eischen, dat
zou teruggaanWant natuur
nog niet, dat zij dood was!
Het was alsof op dit oogenblik
goed de verdwijning van Julia to
drong; alsof hij nu pas eerst beg
niet alleen rekenschap zou moeter
zijn laagheid, om een vriend zijn v
nemen, maar dat hij óók rekenin;
woording zou moeten geven van et
leven, dat hij verwoest had. Erger:
toedoen afgesneden was
Een panische schrik greep hem aan en even
als den vorigen avond parelden groote, klamme
zweetdroppels op zijn voorhoofd. Hij hoorde,
lafaard die hij was, die alleen het eerst aan
zichzelf dacht in zijn gedachten reeds de
hondenzweep door de lucht suizen, voelde reeds
de striemende slagen in zijn gezicht....
Toen dacht hij aan den achteruitgang.Een
zucht van verlichting ontsnapte hem: hij zou
wachten tot Frank vlak voor het huisje was en
dan door den achteruitgang weggaan! Frank
zou natuurlijk blijven wachten, omdat hij dacht,
dat hij even uit was, wel spoedig zou terug
keeren. In dien tijd zou hij de tram nemen, dan
den trein, en blijven zitten tot het eindpunt was
bereikt. Vandaar zou hij verder vluchten, het
land uit.... Den hemel zij dank, dat hij rijk
was dat hij wonen kon, waar hij wilde....
Hij wachtte, wachtte tot Frank het smalle pad
opging dat midden door den voortuin naar de
deur leidde. Toen verliet hij zijn uitkijkpost ach
ter het gordijn en sloop naar den achteruitgang.
Door een boschje, dat tusschen twee andere
bungalows lag, kon hij den weg bereiken, die
naar het stationnetje voerde. Hij liep wat hij kon,
nam eeh spurt, toen hij bij het huisje gekomen
was, dat aan den weg stond.
langend om zoo gauw mogelijk een tram te
kunnen nemen, sloeg hij den hoek om
....Een klap en alles was donker om hem
heen. Nacht zonk in zijn wezen, nadat het eerst
was geweest, alsof zijn hart met groote kracht
tot stilstand was gedwongen
nu
om
voor
menschen-
aan Frank,
was come-
fschuw te
aam van de
van zijn lec-
passen
in zijn