RENTERGHEM
13
Afb. 3: Goes, juli 1887. Frederik van Eeden bezoekt Albert Willem van Renterghem in zijn praktijk aan de Grote Markt 9
Contact met Freud
'Fe Wenen gaat Van Renterghem in 1914 op be
zoek bij Freud. Het bezoek mondt uit in zijn ver
taling van Freuds Vorlesungen zur Einführung in
die Psycho-Analyse. Het is een gedenkwaardige
reis. Thuis bij Freud komt het bericht door dat de
oorlog is ontbrand. Hals over kop verlaat Van
Renterghem de Oostenrijkse hoofdstad. Na een
reis vol hindernissen keert hij terug in Amster
dam. Op het Instituut Liébeault is Van Eeden dan
til lang niet meer actief. De van aard nogal on
gedurige schrijver blijft zijn naaste collega ten
zeerste respecteren, maar met de woorden 'mij is
nu het weten genoeg' heeft Van Eeden al in 1893
afstand genomen van de kliniek. Van Renterghem
gaat in de jaren na 1914 verder met de opeenvol
gende collega-zenuwartsen Van der Chijs, Wester
man Holstijn, Knappert en Rombouts.
Scheiding van Van Eeden
Dat Van Eeden hem verlaat, verdriet Van Renter
ghem niet al te zeer. Hij ziet in dat de wereld van
Van Eeden een andere is dan de zijne. Dat heeft
in de kliniek ook tot spanningen geleid. Van Ren
terghem is daadwerkelijk begaan met het lot van
zijn patiënten, Van Eeden heeft dat gevoel in veel
mindere mate. Hij ergert zich regelmatig en
schrijft al op 1 mei 1889 in zijn dagboek: 'Al die
benauwende, weenende, klagende, niet-begrij-
pende menschen een oogenblik van mij af. Ik
stik onder al die kleinheid, prikkelbaarheid, vuil
als na een lange reis. De meeste patiënten zijn
hysterische jonge vrouwen, die voortdurend gie
chelen en die ofwel totaal sceptisch, kritisch en
niet overtuigd, of vol van allerlei angsten en
vooroordelen zijn, boosaardige leugenachtige
kinderen, kleingeestige, weinig ontwikkelde
mensen, die 'er helemaal niet in geloven', maar
'het alleen voor de aardigheid proberen', steeds-
maar-klagende en huilerige hypochonders, die
menen dat alles verloren moeite is - hetgeen in
derdaad vaak het geval is - en de hele menigte
van zenuwlijders, meestal zwaar onder de medi
cijnen'.
Wanneer Frederik van Eeden de tijd gekomen
acht de kliniek te verlaten, haalt Albert Willem
van Renterghem opgelucht adem. 'Vanaf het tijd
stip onzer verhuizing naar de Keizersgracht
groeide het aantal patiënten dat zich aan mijne
zorgen toevertrouwde aanmerkelijk en bleef
voortdurend overtreffen dat wat door Van Eeden
werd behandeld. Voor een deel was dat toe te
schrijven aan de omstandigheid, dat ik door ons
internaat steeds bij de hand was, geheel met de
kliniek medeleefde, maar voor een groot deel
ook door nalatigheid van de zijde van mijn com
pagnon. Hij was niet meer met hart en ziel bij de
zaak, veronachtzaamde de psychotherapeutische
praxis, gaf meer aandacht aan zijn literaire werk
en aan zijne vooruitstrevende denkbeelden op
maatschappelijk gebied. Hij kwam 's morgens
laat, ging 's namiddags vroeg weg, liet om proe
ven te corrigeren de patiënten noodeloos in de
wachtkamer hun tijd verliezen. Grosso modo,
deed ik twee-derde van de cliëntele, terwijl we,
wat het financieel gewin betrof, gelijk opdeelden.
Toen hij dat begon te beseffen stelde hij zelf
voor, dat wij ieder de baten zouden ontvangen
voor onze eigen praktijk en de gezamenlijke on
kosten ieder voor de helft betalen. Dit was de
voorbode van de iets later pas gevolgde uittre
ding van Van Eeden. Behalve ons beider liefde
voor de psychische geneeskunde hadden mijn