I VN KUILER 17 van de zangpedagoog Grenzenbach. De toe komst zag er goed uit. In 1924 was Kuiler echter wegens familieomstandigheden genoodzaakt om naar Middelburg terug te keren. Hij brak daarmee een veelbelovende carrière als concertpianist af. Terug in Middelburg In Middelburg vestigde Kuiler zich als muziekle raar en legde zich tegelijkertijd toe op koor- en orkestdirectie. Spoedig na zijn aankomst werd hij dirigent van de Gemengde Zangvereniging te Vlissingen en de Christelijke zangvereniging Ho sanna te Middelburg. Met beide verenigingen richtte hij zich op het uitvoeren van grote wer ken. Zo stonden onder meer oratoria op het pro gramma, waaronder het 'Weihnachtsoratorium' van Bach, de 'Messias' van Handel, de 'Paulus' van Mendelssohn en 'Der Tod Jesu' van Graun. In 1936 blies hij de tweemaal eerder ontbonden Vlissingsche Orkestvereeniging nieuw leven in. Tijdens zijn studietijd te Amsterdam was Kuiler bevriend geraakt met verscheidene bekende so listen. Voor een habbekrats haalde hij hen thans naar Vlissingen om mee te werken aan recitals en oratoria. Op 30 maart 1928 zong bij voorbeeld To van der Sluys in het 'Concertgebouw' in de Em- mastraat te Vlissingen in de 'Messias' van Handel, begeleid door de Gemengde Zangvereeniging uit Vlissingen met groot orkest onder leiding van Jan Kuiler. In 1931 begeleidde Kuiler de sopraan Jo Vincent tijdens een succesvol recital in Vlissingen, waar zij onder meer Schumanns 'Frauenliebe und Leben' ten gehore brachten. Andere recitals volg den, bij voorbeeld met de zanger Thom Denijs en de fluitist Hubert Bahrwasser. Kuiler stemde in en vertrok spoedig daarop naar Berlijn. Via het concertbureau Sachs en Kula be geleidde hij ook andere solisten en trad tevens in verscheidene grote steden in Duitsland solistisch op in pianoconcerten van Mozart, Van Beethoven en Liszt. Dat Kuiler een muzikale en technisch be kwame pianist was, blijkt uit de recensies die naar aanleiding van de tournee met Corry Nera verschenen. De Allgemeine Musikzeitung (Berlijn) schreef op 6 november 1920: 'Der Begleiter fiel mir in gutem Sinne auf: er heifit Jan Kuiler'. En de Neue Augsburger Zeitung berichtte op 13 no vember 1920: 'Gleichwertigen Anteil an ihrem [Corry Nera's] Erfolg hatte der pianistisch ausge- zeignete Begleiter Jan Kuiler, der überall mit voll endeter Schmiegsamkeit auf die Intentionen der Siingerin einging, nirgends dominierte, dafür aber standig Untermalungen schuf, die seinem stilisti- schen Feingeftihl und der Delikatesse des poeti- schen Anschlags das allerbeste Zeugnis einer zartbesaiteren Musiknatur ausstellen'. De Müncb- ner Zeitung meldde op 16 november 1920: 'Ihr [Corry Nera's] Begleiter Jan Kuiler hat einen prachtvoll weichen Anschlag, Grazie, Vornehm- heit, Eleganz wie Poesie int Spiel'En tot besluit citeren we de Königsberger Zeitung van 11 okto ber 1920: 'Vielen Dank schulden wir Jan Kuiler, einem der feinsinnigsten Begleiter, die uns je be- gegnet sind. Vielleicht wird er dereinst auch als Solospieler noch von sich reden machen, wenn er auch einstweilen sich bescheiden mit der mus- tergültig ausgeflillten Nebenrolle begnügt'. Ondertussen verfijnde Kuiler zijn spel door aan het Berlijns conservatorium les te nemen bij Con rad Ansorge, bij wie hij tevens zijn einddiploma behaalde. Bovendien begeleidde hij leerlingen Afb. 2: Jan Kuiler concen treert zich voor de aan vang van een concert in de St. Jacobskerk te Vliss ingen. Links van hem zit ten koor en solisten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1994 | | pagina 19