SE DIMENTTRANSPORT
Tl
Alb. 8: Het slibgehalte in
de bodem van de Oos-
terschelde na voltooiing
van de stormvloedkering
en de compartimente-
ringsdammen.
Een blik vooruit
Vergelijken wij de jaarlijkse, hoofdzakelijk uit slib
bestaande sedimentimport van 1 a 2 miljoen m3
met het sedimenttekort in de geulen van 400 a
600 miljoen m3 (zie afbeelding 4), dan is duidelijk
dat een nieuw morfologisch evenwicht in de
Oosterschelde nog lang op zich zal laten wach
ten, De duur van deze morfologische aanpassing
is moeilijk te schatten, omdat de sedimentimport
uit de Noordzee niet constant zal blijven. De hui
dige verhouding tussen de hoeveelheden zand en
slib in het water zal zich in de loop der tijd sterk
wijzigen, omdat de zandconcentraties zullen toe
nemen. Dit heeft alles te maken met de wijze
waarop de geulen in de Oosterschelde en haar
buitendelta zich zullen aanpassen aan de lagere
debieten door deze geulen. Deze aanpassing zal
het eerst optreden in de buitendelta, simpelweg
omdat deze kustnabije zone het dichtst bij de
zandbronnen op de Noordzee ligt en de geulen
hier het zand al invangen voordat het met de
vloed de stormvloedkering bereikt. Pas wanneer
de geulen van de buitendelta minder diep zijn
geworden en het water daar sneller gaat stromen,
zal het zand van de Noordzee de stormvloedke
ring kunnen bereiken en in de Oosterscheldegeu-
len bezinken. Vervolgens zullen de geulen van de
Oosterschelde zich in de loop van de tijd van
west naar oost gaan aanpassen.
Op korte termijn, in de orde van enkele decen
nia, zullen de effecten van de aanleg van de
stormvloedkering en de beide compartimente-
ringsdammen op de morfologie van de Ooster
schelde door de import van slib worden bepaald.
Voor zover er zand in de geulen bezinkt, zal dit
afkomstig zijn van de intergetijdegebieden. De
slikken en zandplaten in de Oosterschelde zullen
met name gedurende de eerstkomende decennia
aan erosie onderhevig zijn. Tot het jaar 2020
wordt een verlies aan intergetijdegebied van 15
verwacht (Kohsiek et al., 1987; Rijkswaterstaat,
1991). Op lange termijn zal de zandimport uit de
Noordzee aanzienlijk in omvang toenemen en zal
de aanpassing van de geulen in het bekken
hoofdzakelijk door zandsedimentatie plaatsvin
den.
Literatuur
Berg, J.H. van den. 'Aspects of sediment- and morphody-
namics of subtidal deposits of the Oosterschelde (The
Netherlands)'. Rijkswaterstaat Communications Ah (1986).
Brinke, W.B.M. ten. 'Slibtransporten in de Oosterschelde'.
BALANS nota 29 Rijkswaterstaat/KNAW, Dienst Getijdewa
teren/Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek
(1987).
Brinke, W.B.M. ten, Dronkers, J., Mulder, J.P.M. 'Fine-grai
ned sediment in the Oosterschelde before and after parial
closure'. Hydrobiologia in press).
Dierendonck, H.M., Okkerman, J.A. 'Boven pleistocene en
holocene geologische opbouw van het Oosterscheldebek-
ken'. GEOMOR nota 83-02 Rijkswaterstaat, Dienst Getijde
wateren (1982).
Kohsiek. L.H.M., Mulder, J.P.M., Louters, T., Berben, F. 'De
Oosterschelde naar een nieuw onderwaterlandschap'. Nota
AO-87.029 Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren (1987).
Mulder, J.P.M. 'The changing tidal landscape in the delta
area of the south-west Netherlands'. Hydro-ecological rela
tions in the Delta Waters of the South-West Netherlands
Verslagen en Mededelingen No. 41, TNO Committee on
Hydrological Research (1989) 71-88.
Rijkswaterstaat. 'Veilig getij. De effecten van de water
bouwkundige werken op het getijdemilieu van de Ooster
schelde*. Nota Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren en
Directie Zeeland, Middelburg (1991) 1-131.
Watson, I., Finkl, C.W. 'State of the art in storm-surge pro
tection: The Netherlands Delta Project'. Journal of Coastal
Research 6 (1990) 739-764.
Wilderom, M.H. Tussen afsluitdijken en deltadijken 2:
Noord-Zeeland. Littooy en Olthoff, Middelburg 1964.