BEROERING
133
In Zierikzee voldeden de wethouders pas aan
de eis van het volk om de prins tot stadhouder te
verheffen, toen de rol van de militairen in de stad
was uitgespeeld. Aan garnizoenscommandant ka
pitein Swendler was namelijk door een zekere Fi-
lip Levijn (een grote schelm) in een oploop de
degen ontrukt, terwijl ook de trommelslager zijn
trommel en enige militairen hun geweren kwijt
raakten. Het volk wilde vervolgens zijn blijdschap
uiten door het afvuren van kanonschoten. Men
vond echter de kruitkist vol stenen, omdat een
konstabel het kruit had verkocht, en dat was vol
doende om de regenten uit te maken voor verra
ders. De klokken werden geluid en het volk liep
te hoop. De onlusten duurden de hele nacht. Het
stadhuis werd bezet en de daar nog aanwezige
Jacob de Witte van Eikerzee gemolesteerd, want
'hij zou nog wel familie zijn van Johan en Corne-
lis de Witt die het vaderland in 1672 ook al verra
den hadden'. Hij werd het stadhuis uitgejaagd,
uitgescholden, door de stad gevoerd en uiteinde
lijk het stadhuis weer ïngevloekt'. De volgende
dag werd hij bij een van zijn vrienden in veilig
heid gebracht12. De mededeling van ds. Johan
Wynancl Cantzius, dat de Staten van Zeeland de
prins tot stadhouder hadden benoemd, kon de
gemoederen maar even tot bedaren brengen. Het
volk trok naar het stadhuis, sloeg er cle boel kort
en klein, haalde de geweerkamer leeg, bekeek
papieren en gooide de kussens uit de ramen.
Ook hier waren het scheepstimmerlieden die
de huizen van de regenten plunderden. Het werd
pas wat rustiger toen onder leiding van de predi
kanten Cantzius en Van der Camp een aantal zo
genaamde interim-regenten waren gekozen. Maar
het 'vuur der oproerigheid, welk bijna gebluscht
scheen, ontstak heviger' bij de thuiskomst van
Pieter Mogge, heer van Renesse en Dreischor.
Mogge was een schatrijke vrijgezel, die onder
meer raad en schepen, driemaal burgemeester en
curator van de Latijnse school te Zierikzee was
geweest en sinds 1741 Zeeland vertegenwoor
digde in de Staten-Generaal. Hij had veel goeds
gedaan voor de stad, maar werd op 29 april, te
ruggekeerd van een vergadering van de Staten-
Generaal, voor landverrader uitgemaakt. Men
rukte hem de hoed van het hoofd en stak er een
Oranjelint op. 'Men ontnam hem den degen, en
voerde hem op een (gruis)wagen, met agt man,
naar 't Heeren Logement, daar hij, langer dan
een' maand, bewaard werdt Pas op 2 juni werd
hij, toen de stadhouder op weg was naar Zierik
zee, vrijgelaten zonder dat iemand nog enige be
schuldiging tegen hem durfde in te brengen.
Op Tholen had men gehoord dat de kruitkist
in Zierikzee leeg was bevonden en men wilde
graag controleren of dat ook in Tholen het geval
wras. De boeren van Sint-Annaland eisten samen
met het volk in de stad dat zij cle vaatjes kruit
mochten onderzoeken. Alles werd in orde bevon-
Afb. 4. De molestatie van Pieter Mogge van Renesse te
Zierikzee, 29 april 1747. Kopergravure van R. Vinkeles en
C. Bogerts naar een tekening van J. Buys, z.j. raz, zg, Zei,
111. in 212.
den, maar de boeren waren niet tevreden. Ze
hielden een proef met het afschieten van een
kanon, maar verhinderden dat de kogel eruit ge
nomen werd. 'De kogel snorde eenen renbode
van den Hertog van Cumberland, toen juist den
dijk langs rijdende, voorbij, zonder hem te
raaken'14. Boeren en volk kwamen nogmaals in
beweging, de regenten vertrokken en de boeren
bezetten het stadhuis, waar ze drie dagen lang de
boel overhoop haalden. Ds. Karei Thibaut wist
uiteindelijk de boeren te bewegen naar huis te
gaan. Het werd rustig in de stad, de regenten
keerden terug, namen het bestuur weer in han
den en hielden de poorten gesloten. In Sint-An
naland bleef het onrustig totdat vijftig dragonders
uit Bergen op Zoom de orde herstelden.
Zo benoemden de Staten van Zeeland op 26
april 1747 Willem Karei Henrik Friso, prins van
Oranje en Nassau, tot stadhouder en kapitein- en
admiraal-generaal van Zeeland. Ze lieten dit be
sluit nog op dezelfde dag aan de Engelse com
mandant voor Vlissingen meedelen.