BEROERING 137 noemde 87-jarige Cronström een weinig be kwame verdediger bezat, kwam bij de bevolking hard aan. Staats-Vlaanderen was en bleef bezet gebied. De Fransen hadden er hun eigen bestuur en re gelgeving kunnen invoeren of het land volkomen kunnen leeghalen ten behoeve van hun oorlog voering. Ze deden geen van beide: ze verzochten de bevolking om bijdragen tot de instandhouding van hun legermacht, dat wil zeggen ze eisten be taling van gelden, levering van levensmiddelen, brandstof, wagens en paarden, en werkzaamhe den aan de versterkingen. De inwilliging van deze eisen was in eerste instantie de verantwoor delijkheid van de bestuurders. Deze werden naar willekeur ontboden en 'indecent bejegend, dat wij niet immediaat gehoorzaamd hadden aan de orders'28. De bestuurders probeerden wel zoveel mogelijk door onderhandelingen aan hun ver plichtingen te ontkomen, maar wat niet geleverd werd, werd genomen. Richtlijnen uit Den Haag kregen ze niet, zodat in principe besloten werd het bestuur zoals het functioneerde te laten be staan, 'teneinde daardoor nog grooter onheil en confusie voor het land voor te komen'29. Door verkoop van overheidsgronclen, soms ook van roerende goederen, trachtten de bestuurders de eisen van de Fransen te financieren. Het optre den van de Franse troepen jegens de bevolking was coulant. Over htm gedrag waren met enkele uitzonderingen geen klachten, er werden geen dorpen platgebrand, er vonden geen executies plaats en er werden geen soldaten ingekwartierd. De godsdienst mocht - nu ook door Rooms-Ka- tholieken - vrijelijk worden uitgeoefend'0. In de loop van het jaar 1748 raakten de mo gendheden aan het eind van hun krachten, wa ren financieel uitgeput en/of wilden het machts evenwicht in Europa handhaven. De vrede van Aken (18 oktober 1748) was niet veel meer dan een wapenstilstand: even rust voor een volgende ronde. Frankrijk "was erg inschikkelijk: de vero verde gebieden van de Republiek, waaronder Staats-Vlaanderen, werden ontruimd, de Zuide lijke Nederlanden werden geruild tegen Cap Bre ton. De Republiek mocht in de barrière-steden weer garnizoenen legeren. Lodewijk xv had, al dus de Franse propaganda, onderhandeld 'pas en marchand, mais en roi'. Willem iv had bepaald geen standvastige poli tiek gevoerd. Aanvankelijk had hij er steeds bij Engeland op aangedrongen, de oorlog onvermin derd voort te zetten. Later moest hij, mede omdat de Republiek financieel uitgeput was, gaan pra ten over het sluiten van vrede. De voorwaarden van de vrede van Aken waren ongunstiger dan de voorwaarden die de Republiek in 1746 had kunnen verkrijgen. De opluchting over de vrede was echter zo groot, dat het negatieve resultaat van de stadhouderlijke oorlogspolitiek snel werd vergeten. In de binnenlandse situatie veranderde eigen lijk ook niets. De volkswoede had zich tegen het nepotisme, de baantjesjagerij en de corruptie on der de regenten gekeerd. Daar was de angst bij gekomen, dat men door de Fransen kon worden aangevallen. Dat juist scheepstimmerlieden zich roerden, zal wel te maken hebben gehad met de achteruitgang in de handel en (scheeps)nijverheid en de daardoor veroorzaakte verarming van werklieden. De ontevredenheid en de angst zochten de traditionele uitweg: de roep om Oranje tegen de heersende oligarchie. Willem iv had vele mogelijkheden om het sys teem aan te pakken, zeker toen hij ook in de ge westen Holland, Utrecht en Overijssel tot stad houder en kapitein- en admiraal-generaal was benoemd en hij bijna, toen later deze functies er felijk waren verklaard, monarchale macht had verkregen. Willem heeft van die macht geen ge bruik gemaakt. Hij was, zoals gezegd, afkerig van volksbewegingen en ook betoonde hij zich nogal lankmoedig jegens de regenten. Deze erkenden zijn macht en vroegen zijn gunsten wanneer er bijvoorbeeld een ambt openviel. Dat verzwakte weliswaar hun positie enigszins, maar sterkte de stadhouder in de mening dat er met hen best te regeren viel. Er kan dan ook niet gesproken wor den van een omwenteling: dezelfde klasse bleef op het fluwelen kussen zitten. De burgerij, de groep tussen het volk en de re genten, die in de schutterijen kon beschikken over enige organisatie om de regenten van het kussen te verjagen, moest over het algemeen niet veel hebben van plunderingen, ook al gingen ze onder het mom van Oranje-boven. Deze groep had nog teveel belang bij het behoud van de be staande orde. Conclusie Als een oproer 'een lokale aktie van een groep van ten minste twintig personen [is] die uiting ge ven aan protest dat doorgaans gericht is tegen de overheid en waarbij langer dan een halve dag, maar niet langer dan twee weken achtereen de openbare orde wordt verstoord en geweld plaats vindt'", dan is er sprake geweest van oproer in Zierikzee en op Tholen. In de rest van Zeeland vonden enige onlusten plaats of bleef het rustig. Zeer waarschijnlijk heeft de aanwezigheid van het Engelse eskader en van Hollandse schepen tot die rust bijgedragen. In feite was de politieke en sociale constellatie in Zeeland noch van bui tenaf noch van binnenuit ernstig bedreigd ge weest.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 15