158 GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN Vermoedelijk gaat het hier om een van de laatste instrumenten die Frederik van der Weele in zijn lange en werkzame leven heeft gebouwd. Gebo ren in 1752, was hij tachtig jaar toen hij dit instru ment afleverde. Het is niet bekend bij wie Frede rik van der Weele zijn opleiding heeft genoten. Wellicht is het de in 1766 te Middelburg aange stelde stadsorgelmaker Johannes van Overbeek geweest. In 1777 begon Van der Weele zelfstan dig te werken, en in een advertentie in de Micl- delburgsche Courant van 24 januari van dat jaar bood hij zijn diensten aan om orgels en clavecim- bels te maken en te repareren. Uit advertenties en veilingcatalogi is betrekke lijk veel bekend over Van der Weeles werk in de achttiende eeuw, maar helaas is geen enkel in strument uit deze periode bewaard gebleven. Hij bouwde zeer grote huisorgels, voorzien van volu mineuze registers, zoals cornet en basson 8' (tongwerk). Zijn grootste opdracht op dit gebied was het groot huisorgel voor mr. J.A. van de Perre, een instrument met twee klavieren en vijf tien registers. De opdrachtgever overleed echter voordat het instrument gereed was, waarna zijn weduwe het overdeed aan de Lutherse gemeente te Vlissingen, die het in 1925 inruilde voor een pneumatisch instrument. Ook het kerkorgel dat Van der Weele in 1792 voor de Engelse Kerk te Vlissingen bouwde, overleefde de tijd niet; het ging in 1911 bij de brand van de Sint Jacobskerk verloren. Van der Weele bouwde ook clavecimbels en pianofortes. Uit een veilingcatalogus is een twee- manualig clavecimbel bekend en in advertenties bood hij zelfgebouwde pianofortes te koop aan. Ook hiervan is niets bewaard gebleven. Hoewel reeds bejaard naar de normen van des tijds, ging Van der Weele in zijn werk met de tijd mee. Uit de periode 1820-1832 is een aantal huis orgels van negentiende-eeuwse makelij bekend: instrumenten ingebouwd volgens het model van een cylinderbureau of een secretaire. Niet alleen waren dit sinds het einde van de achttiende eeuw geliefde meubelvormen, ook kwamen deze mo dellen tegemoet aan de wens van de romantiek naar zachtere geluiden. Bij het zogenaamde kabi netorgel uit de achttiende eeuw trad het geluid rechtstreeks vanuit het orgelfront naar buiten, ter wijl het geluid bij het secretaire-model was afge schermd door de lessenaar, en bij het cylinderbu- Afb. 2, De inwendige con structie met magazijn- en schepbalg, ventielkast, ste kers waarmee de ventielen worden geopend en wind lade met pijpen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 40