8 DE SCHELD ren die het Nederlandse en Belgische territo rium scheiden of erdoorheen stromen. - Het loodswezen, de bebakening, de betonning en het onderhoud van de monden van de Schelde worden onderworpen aan een ge meenschappelijk toezicht dat wordt uitgeoe fend door wederzijds te benoemen commissa rissen. In gemeenschappelijk overleg worden gematigde loodstarieven vastgesteld, die voor alle naties gelijk zijn. - Totdat deze tarieven zijn vastgesteld, worden geen hogere loodsgelden geheven dan die in 1829 voor de monden van de Maas zijn vastge steld. Elk schip dat op de Schelde vaart, heeft vrije loodskeuze. Beide landen kunnen langs de Schelde en haar monding loodsdiensten ves tigen. De inrichting van de loodsdienst zal na der worden vastgesteld. De loodsdienst staat onder gemeenschappelijk toezicht. De regerin gen van beide landen verplichten zich ieder voor het eigen deel van de rivier zorg te dragen voor de bevaarbaarheid en het plaatsen en on derhouden van tonnen en boeien. - Nederland mag aan tol heffen: 1,12 voor sche pen bij opvaart en 0,38 per ton voor schepen bij afvaart. - De vaart op de tussenwateren, dat wil zeggen tussen Schelde, Maas en Rijn, blijft vrij. Ais er tol geheven wordt, moet die gelijk zijn voor schepen uit de beide landen. Direct na het van kracht worden van het schei dingsverdrag werd een tijdelijke Belgisch-Neder landse commissie benoemd die het verdrag, met name de artikelen betreffende de Schelde, nader moest uitwerken. De onderhandelingen namen vier jaar in beslag en leidden onder meer tot een reglement van 74 artikelen, het Scheldereglement van 20 mei 1843, waarin de loodsdienst en het gemeenschappelijk toezicht werden geregeld. Inmiddels was de Belgisch-Nederlandse Perma nente Commissie van Toezicht op de Schelde- vaart waartoe het verdrag van 1839 verplichtte, al op 9 april 1840 voor het eerst bijeengekomen. 160 jaar Permanente Commissie Aan het werk van de Permanente Commissie is bij vroegere jubilea in de 160 jaar van haar be staan in verschillende publicaties aandacht be steed. Hier wordt volstaan met het aangeven van enkele grote lijnen die het functioneren van de Permanente Commissie, die vier maal per jaar bij een pleegt te komen, markeren. Het is logisch dat de relatie tussen Brussel en Den Haag soms ook haar weerslag had in de Per manente Commissie. Over het algemeen kan men echter vaststellen dat de commissarissen hun werk naar beste weten verrichtten en zich niet al te veel lieten beïnvloeden door politieke irritaties in Brussel, Antwerpen of Den Haag. Bij ander; internationale commissies met een technisch, du - delijk afgebakend werkterrein ziet men ook vaa een zekere solidariteit binnen de commissie tt - genover politieke invloeden van buiten. Niette min zijn er in de geschiedenis van 160 jaar duide lijk periodes aan te wijzen waarin het in d< Permanente Commissie niet al te harmonieus toe ging. Gedurende de eerste tien jaar was de sfeer ge spannen. Men moest aan elkaar wennen en dt vooroordelen over en weer sleten slechts lang zaam. De commissarissen hadden de handen vo aan klachten, vooral uit Antwerpen, over het aar boord klimmen van loodsen, niet betaalde loods gelden en het hinderen van eikaars loodssloepen Van Nederlandse kant liet men zich ook niet on betuigd: graag rekende men voor dat Belgische loodsen, die dertig procent meer loodsdienster verrichtten dan de Nederlanders, percentueel vee meer schepen aan de grond zetten dan de Neder landse loodsen. In het revolutiejaar 1848 vonc een toenadering plaats tussen Den Haag en Brus sel. Er bleef wel enig wantrouwen over en weei maar in de Permanente Commissie, waar door d( geweldige bloei van de scheepvaart op Antwer pen en de komst van grote, stalen stoomscheper veel werk te verrichten viel, concentreerde mei zich in de eerste plaats op de vele nieuwe taken Van het midden van de negentiende eeuw tot aai de Eerste Wereldoorlog zou men de sfeer in de Commissie kunnen omschrijven als zakelijk koel niet collegiaal. Daarbij moet men in aanmerkinj nemen dat het hele maatschappelijke leven eq formeel was en weinig ruimte bood voor he scheppen van wat heden ten dage wel een 'ver gaderklimaat' wordt genoemd. In de negentiende eeuw keek men vanui Brussel met een geheel andere blik naar de Per manente Commissie dan vanuit Den Haag. Ir. België stonden de commerciële belangen, gefor muleerd door de Kamer van Koophandel van Antwerpen, op de eerste plaats. Of de loods dienst zichzelf kon bedruipen dan wel als verlies post op de nationale begroting drukte, was van minder belang dan de vraag of Antwerpen als ha ven aantrekkelijk was. In Nederland werd er daarentegen scherp op gelet of de loodsdienst niet te zwaar op de begroting zou drukken. Na tuurlijk wilde Den Haag zowel om redenen van prestige als ook uit militair belang de eigen loodsdienst niet opgeven. Maar kosten maker voor de Belgen, dat ging te ver. De Belgischt commissarissen vertegenwoordigden in de eerste plaats het belang van Antwerpse handels- er scheepvaartkringen, teiwijl de Nederlandse com missarissen, altijd van de marine afkomstig, zicf in de eerste plaats oriënteerden op de Neder landse soevereiniteitsaanspraken en op de natio nale begroting.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 10