G ENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN 31 Afb.4. De praalboog voor het huis van Bernard Mau- rivz. ZA, coll. KZGW, Zel. 111. II i-222 H. I ke wijze te illumineren en met chassinetten te versieren. Boven de voordeur liet hij het wapen an de prins 'verbeeld in een hart, waaruit de ze ven pijlen en een brandende toorts voortkwa- r ten' aanbrengen, op de verdieping een chassinet i iet het alziend oog. Met volstrekt voorbijgaan aan Van Baurscheits advies liet hij een groot aan- t; 1 lampions aan zijn gevel hangen, die na afloop van het vuurwerk werden aangestoken. Ook an dere particulieren lieten van zich spreken. Het huis van rentmeester Johan Mauritz, de broer van de inmiddels overleden Bernard, was 'zeer leven dig' beschilderd. De beschrijving noemt vazen met oranjebomen, chassinetten in schelpmotieven en voetstukken in 'rocalje', hetgeen aan de gra vure van 1751 doet denken. Ook de heren Van 1 loom, Andriessen, Booms en Clijver hadden fraai beschilderde en verlichte erebogen voor hun huizen laten oprichten. Jona Willem te Water r am echter niet de moeite deze in zijn verslag an de intocht op te nemen. Het tweede eeuwfeest De derde keer waarop in Vlissingen in de tweede helft van de achttiende eeuw op grootse wijze 1 test werd gevierd, was op 6 april 1772. Ditmaal was het de viering van het feit dat de Spanjaar- c en tweehonderd jaar eerder uit de stad waren verdreven. J.J. Brahé publiceerde een uitvoerig verslag van de versieringen bij deze vreugdevie ring.19 Hoewel de Vlissingse magistraat al in een 1 roeg stadium besloot het stadhuis evenals in 1766 van buiten met lampions te verlichten en drie op de gelegenheid toepasselijke chassinetten te laten maken, gaf men cïe burgerij in overwe ging in verband met de excessief hoge prijzen van de levensmiddelen hun huizen deze keer niet te illumineren en de overige versieringen in de stad tot een minimum te beperken, een aan beveling die niet in goede aarde viel. Binnen de kortste keren werd een comité opgericht, dat de taak op zich nam de gebruikelijke ere- en vreug detekenen te verzorgen. De magistraat ging hier mee natuurlijk akkoord. Onder geen beding wilde men 'enige hinderpalen stellen' aan 'zulke welmeenenden onder de stedelingen'. De namen van de commissieleden zijn bekend: J.J. Brahé, Abraham Louijssen, Jan Bekker junior en Pieter Jacob Clijver. Besloten werd de Middelburgsche Poort 'op deftige wijze met bouwpraal en toepas selijke dichtregelen op te luisteren', aan het begin van de Slijkstraat een dubbele triomfboog op te richten, een 'konstrijk praalgevaarte' voor de in gang van de Jacobskerk aan te brengen en de vensters van het beursgebouw met chassinetten met gepaste zinnebeelden te verfraaien.20 Uiter aard moest tegen de avond 'het eene en andere op verscheidene wijzen met oogstreelende ver lichtingen opgehelderd worden'. Om alles in goede banen te leiden ontbood het comité de Antweipse schilder Petrus Janssens, die met het ontwerpen en vervaardigen van de decoraties be last werd. Alleen de versiering van het stadhuis viel niet onder zijn mandaat. De magistraat nam hiervoor de vooraanstaande Middelburgse schil der Jacobus Vonk in de arm en bestelde drie

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 37