boekbespreking
37
recteur van het Economisch Technologisch Insti
tuut (eti), een rol speelden. De jzb werd spoedig
een afdeling van de Nederlandse Volksbeweging
(nvb), waarvan ir. M. de Vink, directeur van de
Provinciale Planologische Dienst (ppd), lid was.
De nvb bepleitte de opheffing van politieke par
tijen op confessionele grondslag en propageerde
derhalve de zogenoemde doorbraakgedachte, die
met name terug te vinden was in de na de oorlog
opgerichte Partij van de Arbeid (PvdA). De door
braakgedachte vond ook een positief onthaal bij
een aantal hervormde predikanten en bij de
Zeeuwse Landbouw Jongeren. Bij de raadsverkie-
ingen van 1946 en 1949 en ook bij de statenver-
1 lezingen verwierf de PvdA een niet onaanzien
lijk aantal zetels. De invloed van de partij kwam
onder meer naar voren bij de oprichting van so
ciale diensten in een aantal gemeenten. Provinci
aal kwamen haar ideeën over planning en pla
neconomie tot uiting bij cle ppd en het eti. Vooral
i r kleine agrarische gemeenschappen, waar se
dert generaties een boerenelite de dienst had uit
gemaakt, keek men soms vreemd op bij de
komst van een PvdA'er. Een enkele maal leidde
c at tot enigszins vermakelijke reacties, zoals in
Nieuw en St. Joosland, waar de raad de rond
vraag afschafte om zo het Pvc!A-raadslid de mond
te snoeren. Elders sloten confessionele groeperin
gen zich aaneen tot een hecht blok, waardoor de
confessionele invloed eerder toe- dan afnam.
In 1940 had de Nederlandse regering een Wets-
ntwerp Ruimtelijke Ordening het licht doen
zien. Hierin werden begrippen als planologie en
planologische diensten gebruikt. Tijdens de be
zetting werd in Zeeland, overigens gedwongen,
een Planologische Dienst opgericht. Per 1 augus
tus 1945 werd ir. M. de Vink, een landbouwkun-
c ige die Zeeland ook van vroeger verblijf kende,
tot directeur benoemd. Samen met ir. De Ranitz,
sedert 1938 inspecteur volkshuisvesting in Zee
land, publiceerde De Vink de brochure Erop of
Eronder. In deze brochure werd ongezouten kri
tiek op Zeeland en de Zeeuwen geleverd, waar
door veel pijnlijke tenen ontstonden. Er werd
echter ook een toekomstvisie gegeven, waarvan
belangrijke onderdelen, zoals een vaste verbin
ding tussen Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland,
een vaste verbinding met Zeeuws-Vlaanderen en
de noodzakelijk geachte inpolderingen van
Braakman en Zuid-Sloe, zijn of worden uitge
roerd. In 1948 werd het Economisch Technolo
gisch Instituut (eti) opgericht, waarvan een van
De Vinks medewerkers, de Zeeuwse econoom
drs. M.C. Verburg, directeur werd. Het eti had als
voornaamste taak de industriële ontwikkeling van
Zeeland te bevorderen en bestaande bedrijven
ran advies te dienen. Na veel overleg kwam in
november 1947 de Stichting Zeeland voor Maat
schappelijk en Cultureel Werk van de grond met
Is voornaamste doelstelling de bevordering van
de zelfwerkzaamheid van de bevolking op maat
schappelijk en cultureel gebied. Het drieluik eti,
ppd en Stichting Zeeland heeft onder het wakend
oog van het provinciebestuur, waarin bekwame
bestuurders als de commissaris der koningin jhr.
mr. A.F.C. de Casembroot en de gedeputeerde
mr. A.J. van der Weel zitting hadden, belangrijke
ontwikkelingen in Zeeland in gang gezet, ont
worpen en begeleid door dikwijls van buiten
Zeeland afkomstige 'professionals'. Een en ander
leidde wel tot grotere centralisatie en meer in
vloed van de provinciale overheid, veelal ten
koste van de gemeentelijke autonomie. Dat riep
vooral reacties op bij mensen, die zo graag terug
wilden naar de situatie van voor 1940, maar die
niet of onvoldoende beseften dat die toestand
nooit meer zou terugkeren.
Zwemer komt in zijn werk tot een aantal be
langwekkende conclusies. Reeds voor de Tweede
Wereldoorlog bevond Zeeland zich in een neer
gaande spiraal. Tegen de gevolgen hiervan waar
schuwden na de oorlog De Ranitz en De Vink in
hun brochure Erop of Eronder. De uittocht van
arbeiders uit de landbouw en de vermindering
van de economische invloed van cle sector was
reeds voor 1940 ingezet. De politieke, voorname
lijk lokale invloed bleef tot omstreeks I960 in
stand. Op het vlak van de industrialisatie miste
Zeeland voor 1940 de boot. De breuklijn in de
Zeeuwse geschiedenis ligt niet in de jaren zestig,
maar in de periode 1945-1950, toen de provincie
zich dankzij de inzet van velen uit het moeras
werkte. De invloed van de provinciale overheid
en de professionalisering namen toe.
Het werk van dr. Jan Zwemer is een zeer be
langrijke aanwinst voor de geschiedschrijving van
Zeeland. Hij heeft veel zaken boven water ge
haald, die nader onderzoek verdienen. Naar ik
heb vernomen, zullen aan het veivolgdeel, dat de
periode 1950-1960 zal behandelen, meerdere
schrijvers meewerken, waarbij Zwemer zal optre
den als eindredacteur en mede-auteur. Ik ga er
van uit dat bij deze verandering van opzet de
hoge wetenschappelijke kwaliteit en de leesbaar
heid zullen worden gehandhaafd.
H.J. Vader
Adrie de Kraker en Willy Bauwens, Polders en
Waterschappen in het Hulsterambacht, de gesch ie
denis van zeedijken, vooroever, binnenwater, we
gen en van de bestuurlijke organisatie van de wa
terschappen in het voormalige Hulsterambacht
tussen 1600 en 1999. Duerinck, Kloosterzande
2000. 304 blz., geïllustreerd, met literatuuropgave
en register, isbn 90-90141-96-0. Prijs: 85,-.
Met ingang van 1 januari 1999 fuseerde het Wa
terschap Hulster Ambacht met de waterschappen