DE scheld: vaar konden brengen, zij bijeen zouden komen om naar oplossingen te zoeken: de zogenaamde congrespolitiek, vergelijkbaar met de huidige top conferenties in crisissituaties. Naast andere maat regelen bepaalden de grote mogendheden verder dat de scheepvaart op internationale rivieren vrij zou zijn. Dit 'vrij' moet zo opgevat worden dat er wel in onderling overleg tussen de oeverstaten rechten geheven mochten worden, maar dat elke staat in het scheepvaartverkeer op internationale rivieren kon participeren. Voor de Rijn werd een uitgewerkt reglement opgesteld; voor de andere internationale rivieren met name in Duitsland, dat nog uit een verzameling soevereine staten be stond, werd naar het Rijnreglement verwezen. Tot de maatregelen van het Congres van We nen die tot de veiligheid en vrede in Europa moesten bijdragen, behoorde ook de vereniging van de Zuidelijke met de Noordelijke Nederlan den onder koning Willem i. De vergroting van Nederland was onder meer bedoeld om op de noordflank van Frankrijk een staat te vormen met voldoende militaire potentie om eventuele Franse agressie in noordelijke richting het hoofd te kun nen bieden. Pruisen, dat in 1814 in het bezit van de Rijnprovincie was gekomen, had niet al te veel vertrouwen in de Nederlandse defensie inspanningen en vroeg en verkreeg toestemming om in de Nederlandse vesting Luxemburg een garnizoen te leggen ter bescherming van het Rijn land tegen mogelijke Franse agressie. Een consequentie van het samengaan van Noord- en Zuid-Nederland was dat de Schelde, althans het bevaarbare deel ervan, geen interna tionale rivier meer was. De bepalingen van het Congres van Wenen inzake de vrije vaart op in ternationale rivieren was daardoor niet van toe passing op de Schelde. Nederland chicaneus ten aanzien van de Rijn vaart Voor een goed begrip van de besluiten van de grote mogendheden ten aanzien van de Schelde in 1839 is het noodzakelijk eerst even stil te staan bij de bepalingen van het Congres van Wenen met betrekking tot de Rijn. In een annex bij het Rijnvaartreglement was in Wenen bepaald dat de scheepvaart op deze rivier vrij zou zijn 'du point oü il devient navigable jusqu a la mer'. Door al lerlei maatregelen die op z'n minst op gespannen voet stonden met de geest van de bepalingen van Wenen, wist Nederland het grootste deel van het vervoer van en naar het Rijnland voor zich te re serveren. Het transitoverkeer, ook dat op de Schelde, werd zwaar belast met doorvoerrechten om te beletten dat Engelse kooplieden hun wa ren rechtstreeks naar Antwerpen of het Duitse Rijnland zouden transporteren. In omgekeerde richting gold dat ook voor Rijnlandse kooplieden De transitohandel werd bovendien bemoeilijk door ingewikkelde douaneformaliteiten, die eer treffende overeenkomst vertonen met het huidige systeem van Japanse invoervergunningen. Nederland deed zijn uiterste best het transito- verkeer te ontmoedigen. Wat met name de Rijn landers dwarszat, was het feit dat Willem i de op stellers van het annex inzake de Rijn ervan had weten te overtuigen dat de slechter bevaarbare Lek als de voortzetting van de Rijn moest worden gezien en de Waal als een arm van de Maas, zo dat de Weense bepalingen niet golden voor de Waal. Onder deze omstandigheden kwam er na tuurlijk niets terecht van een door de oeverstaten op te stellen Rijnvaartreglement. Protesten van Duitse zijde tegen de doorvoer rechten op de Rijn bleven niet uit. Nederland re ageerde daarop met het verweer dat de Rijn vol gens de Weense bepalingen vrij moest zijn 'jusqu'a la mer', dus tot aan de zee. De Neder landse regering gaf een uiterst curieuze uitleg aan deze bepaling. Bij Krimpen aan de Lek, waar het water brak was en eb en vloed merkbaar waren, begon de zee, aldus Den Haag. In Rotterdam mochten dus transitorechten geheven worden. Deze chicaneuze interpretatie zette vooral in het Rijnland veel kwaad bloed. De zaak liep tenslotte zo hoog op dat de grote mogendheden de kwes tie van de Rijnvaart op de agenda plaatsten voor hun topconferentie in 1822, het congres van Ver ona. Nederland moest daarna geleidelijk inbinden en in 1831 kwam het Rijnvaartreglement tot stand (Akte van Mainz). De Centrale Commissie voor de Rijnvaart, waarin alle Rijnoeverstaten waren vertegenwoordigd, werd belast met de uitvoering van het reglement. De Centrale Commissie voor de Rijnvaart is te vergelijken met de Permanente Commissie voor de Schelde, die hierna nog uit voerig ter sprake zal komen. Toen handel en scheepvaart na de Napoleon tische oorlogen weer op gang waren gekomen, bleek het Kreekrak, de verbinding tussen Ant werpen, de Rijn en Noord-Nederland, voor gro tere schepen niet goed bevaarbaar meer te zijn. Koning Willem I liet plannen maken voor de aan leg van een kanaal door Zuid-Beveland. De eerste schetsen lagen nog niet op de tekentafel of de Belgische Opstand brak uit. Het plan was daarmee voor de eerstvolgende eeuw van de baan. De Belgische Opstand De vereniging van Noord en Zuid werd een fiasco. In 1830 kwamen de Belgen in opstand. De grote mogendheden die in Londen confereerden over problemen op de Balkan, plaatsten in sep tember 1830 de kwestie België op de agenda. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 6