DE SCHELDE 5 conservatieve mogendheden Pruisen, Oostenrijk en Rusland hadden weinig op met de nieuwe, in hun ogen revolutionaire staat. Frankrijk daarente gen verwelkomde het uiteenvallen van de buffer staat op zijn noordgrens; het verwachtte zowel politiek als economisch in het taalverwante Bel gië invloed te kunnen verwerven. Groot-Brittan- nië wilde in de eerste plaats rust op het continent en een onbelemmerde toegang tot de Europese markt. Geen van de mogendheden wenste ter- wille van de aanspraken van Willem i een Euro pese oorlog te riskeren. Het Londense congres erkende België als zelfstandige staat, maar be paalde tegelijk dat de nieuwe staat blijvend neu traal zou zijn. Daarmee werd bereikt dat een eventuele verovering van België door Frankrijk automatisch oorlog met de andere vier grote mo gendheden zou betekenen. Direct na het uitbreken van de opstand in het zuiden sloot Nederland de Schelde af. Pas onder druk van de grote mogendheden hief het de blokkade op. De Belgen realiseerden zich al di rect na de opstand dat zij op het punt van de ver bindingen tussen Antwerpen en de Rijn via de tussenwateren op weinig medewerking van Ne derland hoefden te rekenen. Met grote voortva rendheid legden zij een spoorweg tussen Antwer pen en de Rijnprovincie aan: de IJzeren Rijn. Als gevolg van de discussies over de Betuwe lijn is ook de IJzeren Rijn weer in het nieuws gekomen. Uit perspublicaties en uitlatingen van verschillende autoriteiten blijkt dat men in Neder land thans niet meer weet dat de Belgen de IJze ren Rijn geheel op eigen territorium hebben aan gelegd. Het huidige Nederlands Limburg maakte tot 1839 deel uit van de Belgische staat en kwam pas bij het scheidingsverdrag weer onder Neder landse soevereiniteit. Belgische en Nederlandse claims op de conferentie Van 1830 tot 1839 hield de Londense conferentie zich, soms met maandenlange pauzes, bezig met de voorwaarden voor de scheiding tussen België en Nederland. Het touwtrekken duurde niet al leen negen jaar omdat koning Willem i en de Belgen geen overeenstemming konden bereiken, maar vooral omdat Willem i de onderhandelingen traineerde in de hoop dat elders in Europa een crisis of oorlogsdreiging zou ontstaan waardoor hij het zuiden voor het huis van Oranje zou kun nen behouden. Vóórdat de Schelderegeling hier aan de orde komt, worden eerst de andere geschilpunten waarvoor de Londense conferentie een oplossing moest zoeken, aangestipt. Het betreft in de eerste plaats de schuldenregeling. Koning Willem i wenste dat België een fors deel van de staats schuld, die vooral ontstaan was door het faillisse ment van de voc ruim veertig jaar eerder, voor haar rekening zou nemen. Dankzij de steun van de Franse afgevaardigde Talleyrand, die door Den Haag was omgekocht, kreeg de koning voor een belangrijk deel zijn zin. De Belgen van hun kant wensten vrije toegang tot de Nederlandse koloniën. Aan dit verlangen kwam de conferentie niet tegemoet. Dan waren er de territoriale kwesties. Brussel wenste geheel Limburg te behouden, terwijl Den Haag de delen van Limburg die al tot het territo rium van de Republiek hadden behoord, niet wilde afstaan. De conferentie honoreerde deze eis. Niet de wens van de bewoners, die trouwens niet al te veel met de Hollanders ophadden, gaf de doorslag, maar een politiek-strategische over weging. Pruisen wenste de Maasovergangen niet in handen van de Belgen te zien, die vroeg of laat, zo vreesde men in Berlijn, misschien in Frans vaarwater terecht zouden komen. Met de Maasovergangen in Belgisch bezit zou de Rijn provincie openliggen voor de Fransen. Eenzelfde redenering gold voor Luxemburg. Het deel van Luxemburg met de door de Pruisen bezette ves ting werd als zelfstandig groothertogdom toege wezen aan de Nederlandse koning. De Belgen claimden in Londen ook Zeeuws- Vlaanderen. In tegenstelling tot wat men in Brus sel had gehoopt, toonden de inwoners van deze streek weinig belangstelling voor aansluiting bij België. Zeeuws-Vlaanderen had al sinds 1600 tot het territorium van de Republiek behoord. Er was dan ook geen enkele rechtstitel waarop de Bel gen zich konden beroepen. Achter de Belgische aanspraken op Zeeuws-Vlaanderen ging natuur lijk een motief schuil dat in de stukken nergens werd genoemd, maar dat men zich zowel in Den Haag als in Londen terdege realiseerde: zodra de Belgische claim op Zeeuws-Vlaanderen zou wor den gehonoreerd, zou Nederland de soevereini teit over de Schelde met België moeten delen. Omdat er geen rechtsgrond voor de Brusselse aanspraken bestond, maar ook om polititiek-stra- tegische redenen, was de conferentie niet bereid de Belgen op dit punt tegemoet te komen. Percepties van de conferentiedeelnemers Op de Londense conferentie draaide het uiteraard niet alleen om uitgewisselde nota's, commentaren en protocollen, maar ook om de gedachtewisse ling in de wandelgangen. Daar waren de Belgen in het voordeel. In de persoon van de 28-jarige gezant Van de Wever hadden zij een uiterst com petente pleitbezorger, die met hulp van de secre taris van de Antwerpse Kamer van Koophandel in Londense handelskringen een uiterst nuttig 'net werk' opbouwde. Bovendien had Van de Weyer het oor van de Britse minister van Buitenlandse

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2001 | | pagina 7