van een van deze palen werd een lat getimmerd
waarop de te verrijden prijzen waren bevestigd.
In Domburg had de ring een doorsnee van
42 mm, in andere dorpen doorgaans 38 mm.
's Zaterdags was het dan de grote dag voor de ring-
rijders. 's Morgens werd in het daagse boerenpak
gereden, 's middags in een witte broek en wit
sporthemd. Bij beide kostuums werd een oranje
sjerp gedragen. Wanneer iemand een ring had
gestoken, werd dit met een krijtstreep op
de broek aangegeven. Degene die als eerste vijf
ringen had gestoken werd winnaar van de
prijs die als eerste beschikbaar was gesteld.
De winnaar werd op de baan gejonast en moest
de anderen op een 'sukerkomme', een kom
brandewijn met suiker waarin zoute bollen
dreven, trakteren. Hierna werd om de tweede
prijs gereden. De winnaar mocht weer meedoen
maar moest nu zeven ringen steken tegen de
andere deelnemers vijf om winnaar te worden.
Zo werd de hele dag na elke prijs, het jonassen
en de 'sukerkomme' opnieuw gestart en om de
volgende prijs gestreden. Zowel de burgemeester
als de ambachtsheer van Domburg hadden een
prijs beschikbaar gesteld, die in de loop van de
middag werd verreden. De prijswinnaars van
deze prijzen moesten ieder twee 'sukerkommen'
schenken. Aan het einde van de dag gingen
alle ringrijders te paard naar de burgemeester om
hem te bedanken voor zijn medewerking en
bijdrage aan de kermisrijderij. Tot slot werden
nog enige café's aangedaan, zodat de rijders de
nodige alcohol op hadden bij hun thuiskomst.
De volgende dag verzamelden de rijders zich
's middags in de keuken van De Roode Leeuw
om de rekening, die 's morgens door de
'kaptein' en de 'riengkoppassers' was opgesteld,
te vereffenen. Tijdens dit gezellig samenzijn,
werden onder andere de overgebleven 'suker
kommen' leeggedronken.
Voor het ringrijden tijdens de kermis konden alleen
ongehuwden inschrijven. De gehuwden mochten
direct na de middagpauze enkele beurten rijden.
Voor kinderen van ongeveer 6 tot 12 jaar was er
een wedstrijdje 'riengkloope'.
In 1929 werd op initiatief van enige ingezetenen
van Domburg een ringrijderij georganiseerd op
de eerste zaterdag van augustus om badgasten
een idee te geven van ringrijden te paard, 'zooals
dat, volgens aloud gebruik, op de kermissen op
Walcheren beoefend wordt'. Het was de bedoe
ling om de ringrijderij te houden op hetzelfde
terrein als de kermis. De burgemeester weigerde
echter hiertoe een vergunning te verlenen,
tenzij het op 31 augustus, Koninginnedag,
werd gehouden. Hij was van mening dat het een
verkapte kermis zou worden. De organiserende
commissie was van oordeel dat dit veel te laat in
het seizoen was. De badgasten zouden praktisch
allen al vertrokken zijn. Gelukkig stelde de
heer Mr. J.F. Deinse te Oostkapelle net over de
gemeentegrens van Domburg een stuk weiland,
tegenover de villa Het Maereltje ter beschikking.
Het programma luidde als volgt. Van half
negen tot twaalf uur zou worden ringgereden,
daarna een pauze van een uur. Om twee uur
's middags werden de badgasten in de gelegen
heid gesteld om mee te dingen naar een
speciale prijs, die door de commissie voor hen
beschikbaar was gesteld. Om vijf uur vond de
strijd plaats om de wisselbeker door de heer
F.K.J. Heringa, regeringscommissaris bij de awv,
geschonken. De prijsuitreiking zou om 6 uur
plaatsvinden op het terrein achter het Badpavil
joen. De badgasten werden opgewekt een prijs,
hetzij in geld of in de vorm van een kunst
voorwerp, ter beschikking te stellen. De dag
werd een groot succes. Uit het verslag in de
Middelburgsche Courant van 6 augustus 1934
blijkt dat het inmiddels de gewoonte is jaarlijks
op de eerste zaterdag van augustus te Domburg
ringrijden voor gehuwden te organiseren.
Er wordt dan onder andere om twee wisselbekers
gestreden. Eén is ter beschikking gesteld door
Heringa en de andere door de burgemeester van
Domburg.
De door Luyt gemaakte aquarel is niet gedateerd.
Het is bekend dat Luyt voor de Tweede
Wereldoorlog op Walcheren heeft gewerkt.
De afgebeelde mannen lijken allen al wat
ouder. Hieruit zou kunnen worden opgemaakt
dat deze aquarel wellicht tussen 1929 en 1940
is gemaakt.
Arie Martinus Luyt (1879-1951)
Te Dordrecht wordt op 24 april 1879 Arie
Martinus (Ties) Luyt geboren. Als jongetje volgt
Ties tekenlessen bij R. Lary te Dordrecht. Na het
overlijden van vader Luyt trekt het gezin in 1892
naar Den Haag. Ties blijkt zoveel tekentalent te
hebben dat hij naar de Academie voor Beeldende
Kunst te Den Haag gaat waar hij les krijgt
van Frits Jansen. Met zijn studiegenoot Albert
Roelofs, zoon van de schilder Willem Roelofs,
deelt hij een atelier. Luyt, die toen al een voor-
154
Genootschapsverzamelingen