liefde voor paarden had, schilderde op de deur van het atelier een huzaar te paard. Hoe groot de vriendschap tussen Ties en Albert geweest is, is niet duidelijk. Dat er banden waren, blijkt uit het feit dat Albert Roelofs in 1898 een portret van het jongere broertje van Ties schildert. Verder vertelt de vrouw van Albert vele jaren later hoeveel plezier ze hebben beleefd aan het maken van een poppentheater voor het broertje van Luyt. Albert schilderde de decors en Luyt maakte de poppen. Om zich verder te bekwamen gaat Luyt in 1900 enige maanden naar Brussel waar Albert Roelofs zich ook bevindt. In 1905 vestigt Luyt zich voor een jaar in Parijs waar hij lessen van Jean Paul Laurens aan de Ecole Julien volgt. Laurens heeft als figuurschilder, met een sterke decoratieve neiging, grote invloed op Luyts stijl gehad. Luyt was een uitstekend tekenaar en decorateur, wat hem verschillende belangrijke opdrachten heeft opgeleverd. Zeer bekend is de reeks tekeningen die hij maakte om als voorbeeld te dienen voor de te houden allegorische optocht op het nationale bevrijdingsfeest in 1913. Deze tekeningen bevinden zich nu in het Haags Gemeentemuseum. Verder maakte hij wand schilderingen in onder andere de reisbureaus van de KLM te Den Haag, Amsterdam en Londen, de Jaarbeurs te Utrecht en het Nederlandse paviljoen op de Wereldtentoonstelling te New York in 1939. Tevens maakte hij het ontwerp voor het glas-in-loodraam in het trappenhuis van het kantoorgebouw van de ijzerfabriek van de firma Vries Robbé. Het kantoorgebouw was ontworpen door de Haagse architect D. Roosenburg, een vriend van Luyt. Terug uit Parijs heeft Luyt tot 1921 in Den Haag gewoond en gewerkt. Hij werd in 1904, mede op voordracht van Albert Roelofs, benoemd tot lid van het schilderkundig genootschap Pulchri Studio te Den Haag. In 1909 werd hij lid van de Haagse Kunstkring. Luyt nam tijdens zijn leven actief deel aan het verenigingsleven. In beide clubs vervulde hij bestuursfuncties. Ook nam hij regelmatig deel aan de door Pulchri Studio en de Kunstkring georganiseerde tentoon stellingen. Als kunstenaar was Luyt echter een vrij geïsoleerde verschijning. Zijn werk paste in geen enkele stroming. In 1921 vertrekt hij naar Zuid-Afrika om daar zijn geluk te beproeven. Het hoofdmotief in Luyts kunst wordt gevormd door het paard en zijn berijder, een samengaan van dier en mens in harmonisch verband. Luyt meende in Zuid-Afrika het paard nog aan te treffen in een situatie, die min of meer deed denken aan de 'goede oude tijd'. Hier heeft hij in 1923 met veel succes zijn eerste tentoonstelling. Toch krijgt Luyt ook in Zuid-Afrika als tekenaar meer erkenning dan als schilder. Hij werkt regelmatig mee als illustrator aan het weekblad Die Huisgenoot en illustreert menig boek. Bekende schilderijen uit zijn Afrikaanse periode zijn: De slag bij Bloedrivier, De jakhalsjacht, Jonge boer te paard met vee, De schaapsboer. Terug in Nederland, in 1926, vestigt Luyt zich in Wassenaar en werkt zijn Afrikaanse motieven verder uit. Zo ontstaat onder andere zijn bekende schilderij De graansilo. Verder schildert, aquarel leert en tekent hij landbouwscènes, historische, allegorische en militaire onderwerpen (het paard in verband met de landman, de krijgsman en de sport). Zijn voorkeur gaat uit naar het Zeeuwse en Vlaamse werkpaard; zodoende komt hij ook in Zeeland. Uit catalogi is bekend dat hij onder andere de volgende schilderijen in Zeeland maakte: Het ringsteken, Paarden met berijders te Domburg, Strijd in Zeeland. Luyt blijft regelmatig bij Pulchri Studio en de Haagse Kunstkring exposeren, maar zendt ook werk naar bijvoorbeeld tentoonstellingen te Amsterdam en Rotterdam, naar de Kunst-Olympiade Amsterdam (1928), de British Empire Exhibition Wembley (1936), de Kunst-Olympiade Berlijn (1936) en de Sport in Art Exhibition van de 14th Olympiade London (1948). Vanwege zowel Luyts zestigste als zeventigste verjaardag organiseert de Haagse Kunstkring eretentoonstellingen voor hem. Hij krijgt in 1939 de opdracht om voor dat jaar de Premie- verlotingsplaat voor de Haagse Kunstkring te vervaardigen. De opbrengst van de jaarlijkse verlotingen, die dat jaar groot is, werd voor een deel besteed voor het aankopen van werken van leden, het andere deel werd gestort in het ondersteuningsfonds van de Haagse Kunstkring. Na het overlijden van Luyt worden zowel door Pulchri Studio als door de Haagse Kunstkring tentoonstellingen met werk van hem samen gesteld. Algemeen is men van oordeel dat, hoewel Luyt een goede schilder is, zijn aquarellen en tekeningen boeiender zijn. Hij verstond de kunst om actieve beweging met een paar licht geaquarelleerde kleuren schetsmatig vast te leggen. Zelden waren het echter directe visuele notities. Hij beeldt de beweging die hem aantrok uit, maar door de compositie en de al te bewuste Genootschapsverzamelingen 155

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 37