Waar blijft de Zeeuwse biograaf
Om een goed Zeeuws boek neer te zetten is
de techniek die de schrijver hanteert naar mijn
mening niet het belangrijkste. De technieken
wisselen met de mode van de tijd, en ook de
belangstelling van het publiek is onderhevig
aan een golfbeweging. Zoals het economische
leven een ritmiek van op- en neergang vertoont,
zo is ook de interesse van de mensen voor feiten
en ontwikkelingen uit het verleden tijdgebonden.
De geschiedschrijvers hebben mede afhankelijk
van de tijdgeest interesse voor de 'evenementen'
uit het verleden, of juist meer voor de
'structuren'. Wil men weergeven 'wat er vroeger
gebeurd is' of wil men meer een analyse
geven van de maatschappelijke ontwikkelingen
en veranderingsprocessen die zich over een
langere periode afspeelden: hoe staken de sociale
verbanden in elkaar, hoe beïnvloedden die
het economische leven of juist andersom,
welke rol had de economische pendelbeweging
op graanprijzen, sociale onrust, culturele
ontwikkelingen, beeldenstorm? De laatste
decennia zien wij dat de tendens weer terugkeert
tot de verhalende geschiedschrijving. Het valt
niet alleen op bij historische onderzoeken, maar
ook de historische romans vinden weer gretig
aftrek, waarbij Umberto Eco de trend heeft gezet.
Opmerkelijk is overigens dat het letterkundigen
zijn die dit genre beoefenen en niet de historici:
waarom? Omdat historici absoluut afkerig zijn
van fictie, waar iedere vezel van hun historische
professie tegen ingaat? Of uit gebrek aan
schrijverstalenten? Zeker is dat een historicus
geen beeld van het verleden durft te schetsen
dat geheel of gedeeltelijk aan zijn fantasie is
ontsproten, of, zoals bodewijk van Deyssel het
ooit heeft gezegd, dat in een historische roman
de Venus van Milo van oorbelletjes wordt
voorzien. Een iets veiliger terrein is daarom
voor beeldende historici het genre van de
biografie, dat op dit moment weer volop in
de belangstelling staat, met Cees Easseurs mooie
portrettering van Wilhelmina, lan Kershaws
uitstekende Hitlerbeschrijving en de vele,
vele andere voorbeelden. Hierin ligt er voor
de Zeeuwse historici nog een wereld te winnen.
Waar blijft de biografie van - om maar
eens enkele mensen te noemen - mevrouw
De Casembroot baronesse Van der Feltz (ik hoop
dat zij door Kees Slagers projectgroep nog op tijd
is geïnterviewd), gedeputeerde en waarnemend
commissaris van Zeeland mr. P. Dieleman,
de puissant rijke herenboer en dijkgraaf van de
Brede Watering Bewesten Yerseke P.J.J. Dekker,
de familie Schorer in Zeeland, de Van Lyndens,
een prosopografïe van de Statenleden in
de negentiende eeuw en noem maar op.
ledereen heeft wel een lijstje in zijn achterhoofd.
Dankzij het project 'Ooggetuigen van de
twintigste eeuw' kunnen wij straks overigens
ook een collectieve biografie schrijven van
mensen uit andere maatschappelijke geledingen
en niet alleen maar van de toplaag. Ik verwacht
veel van dit project. Waarom stelt de provincie
Zeeland eigenlijk geen beroepsbiograaf aan die
in de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland wordt
ondergebracht en ons al dan niet glorieuze
verleden beschrijft aan de hand van de levens
beschrijving van interessante figuren?
Om het verhalende historische boek terug te krijgen
is uiteraard de keuze van het onderwerp ook wel
van enig belang. Hoe meer 'menselijkheid' erin
zit met alle menselijke emoties en intellectuele
reacties, hoe interessanter. Zaken, goederen en
instanties kunnen op het eerste gezicht enige
afstand scheppen en spreken alleen direct aan als
het goud, zilver, antiek, klederdracht, boerderijen,
huizenbezit of andere met hebzucht of erfgoed
gerelateerde zaken betreft. Het is niet voor
niets dat het boek van Kees Slager over de
landarbeiders zoveel reacties heeft opgeroepen:
het bevat alle gevoelige menselijke ingrediënten
zoals armoede, vernedering, onbegrijpelijke
trouw en loyaliteit, haat en liefde, en het is
bovenal het verhaal van de underdog; een verhaal
dat nog niet verteld was. Boeken over de
Zeeuwse klederdrachten doen het altijd goed.
Maar uiteindelijk zal een goed verhalend
historicus ieder onderzoek goed voor het
voetlicht moeten kunnen brengen, zelfs een
comparatief analyserend onderzoek over prijzen
van steen, de economische schommelingen
en de arbeidsmarkt. Immers, daarin ligt een
interessante relatie met de veiligheid van de
Zeeuwse dijken. Ondanks de roep naar meer
verhalende geschiedschrijving, zal toch altijd de
statistiek onmisbaar blijken, die overigens een
beeldend verhaal zeker niet in de weg hoeft te
staan. Dat mag blijken uit studies op het terrein
van de sociaal-medische geschiedenis.
122
Geschiedschrijving in Zeeland (4)