'Al waren de dijken
twintig meter hoger geweest...'
Geloofsbeleving in het rampgebied van 1953 Zeeland 1950-1965.
rii 'it i-i en werkt - met anderen - aan het vervolg,
Mentaliteit en levensbeschouwing zijn 'van groot
belang' bij de rationalisatie, oftewel de manier
waarop de gebeurtenissen aanvaard en verwerkt
worden, constateerde de socioloog J.L. Haverda
in 1953 na een onderzoek onder geëvacueerde
slachtoffers van de februariramp. Haverda
had onder de geëvacueerden drie verschillende
typen van rationalisatie van de Ramp mee
gemaakt en dat onderscheid viel min of meer
samen met godsdienstige scheidslijnen:
onkerkelijken plus vrijzinnigen, de 'meer
orthodoxe bevolking' en 'verscheidene streng
orthodoxe groeperingen'. In dit artikel over de
geloofsbeleving in relatie tot de watersnood
ramp in met name het Zeeuwse deel van het
getroffen gebied, komen deze verschillen aan
de orde. Zo ingrijpend waren de verschillen,
dat ze zelfs een scheiding konden veroorzaken
tussen de slachtoffers van de Ramp onderling.
De vraag naar het 'waarom' van de Ramp
heeft de bevolking van sommige getroffen
dorpen lange tijd verdeeld gehouden, meent
de historica S. Leydesdorff: 'Het trauma heeft
waarschijnlijk de religieuze meningsverschillen
alleen maar versterkt.' Op de achtergronden
van dit verschijnsel zal hierna ingegaan worden,
maar ook de (kortstondige) gevolgen van de
Ramp voor de plaatselijke oecumene komen
aan bod en niet te vergeten de meer directe
effecten van de Ramp op de geloofsbeleving -
want duiding en verwerking vonden toch vooral
achteraf plaats. Het lijkt me logisch om te
beginnen op het moment van de Ramp zelf.'
Gebed en troost
Voor Stavenissenaar A.J. Smits is het zeker
en vast aan God te danken dat hij op I februari
1953 niet verdronken is. 'Dat is nog elke dag
opnieuw een verwondering', zegt hij en hij
haalt aan hoe hij zich in het water begaf met de
woorden 'O God, help me' op de lippen. Ook
anderen in Stavenisse zijn op een vergelijkbare
manier wonderlijk bewaard, weet hij. Ergens op
Flakkee drijven in de rampnacht vier mensen
rond op het dak van een huis. Urenlang zingen
ze psalmen - 's ochtends vroeg worden ze gered.
Een andere inwoner van het rampgebied vertelt
aan een socioloog hoe hij na gebed de kracht
krijgt om een gevaarlijke klim op het huis te
volbrengen. 'In at least five cases, it is known
that distinctly non-church going people found
solace in prayer', aldus Studies in Holland Flood
Disaster. Daarbij zijn ook mensen die niets van
godsdienst wilden weten - ze grijpen terug op
een onderliggend referentiekader, waarschijnlijk
de christelijke beginselen die ze van thuis uit
hebben meegekregen. In 1953 is de hele samen
leving nog doordrenkt van het christendom en in
allerlei situaties waarin de rampslachtoffers met
een groep bijeen zijn en hun redding onzeker is,
wordt er gezamenlijk gebeden. Meestal is er
één persoon die daartoe het initiatief neemt en
hardop bidt.2
'We zijn teruggeworpen op de laatste grond: Gods
genade', zo vat de hervormde predikant J.P. van
Roon uit Zierikzee luttele weken na de Ramp
deze situatie samen. Tijdens de gezamenlijke
kerkdienst op 8 februari in de Grote Kerk van
Zierikzee, die op buitenstaanders grote indruk
maakte, zegt hij: 'Deze nood leert ons te bidden
en te buigen.' Net als overal in en buiten het
rampgebied kwamen er aanvankelijk veel meer
mensen naar de kerk dan anders - maar niet
lang. 'De tweede zondag na de Ramp waren de
kerken niet meer zo vol', aldus Van Roon. 'Het
was weer dezelfde trouwe schare van voorheen,
met enkelen die na de Ramp "veranderd" zijn.
Maar overigens - velen, heel velen zijn weer
overgegaan tot hun "gewone leven".' Het was bij
velen eerder 'een opwelling, een emotie, maar
geen verandering van hun hart, geen bekering
10 Gelo ofsbeleving in het rampgebied van 1953