tot de Here en zijn dienst', schreef hij weer later,
op 13 maart 1953. Maar dat het christelijk geloof
velen moed en vertrouwen gaf en er dus veel
gelovigen aan de Ramp een sterker geloofsleven
overhielden, stond voor sociologen, journalisten,
romanschrijvers en anderen die over het ramp
gebied schreven, vast. 'Het volk wist waar het zijn
steun en heil moest zoeken, toen menselijke hulp
ontbrak of niet meer baatte', schreef de redactie
van de Zienkzeese Nieuwsbode. 'De geestelijke
kern van het Schouwen-Duivelandse volk is
door de watersnood versterkt en verinnigd.'
Zelfs mensen die grote verliezen geleden hadden,
getuigden van de kracht die ze aan hun geloof
ontleenden. Een inwoner van Rilland, van wie
alle vijf kinderen verdronken waren, vertelde zijn
predikant: "Wonderlijk, dwars door alle verdriet
heen, heeft het geloof in de Heiland mij op de
been gehouden.'3
Kerkelijk leven
Op de langere termijn is het effect van de
Ramp op de geloofsbeleving dus waarschijnlijk
vooral terug te vinden op individueel niveau.
De bestaande literatuur meldt slechts eenmaal
een soort collectieve reactie: 'De kerk zat
stampensvol na de ramp, jaren aan een stuk. Wij
waren allemaal gered en we waren verschrikkelijk
dankbaar', tekende S. Leydesdorff op uit de
mond van een inwoonster van een vrij zwaar
getroffen dorp op Tholen of Flakkee - het betrof
dus waarschijnlijk een hervormde gemeente
die behoorde tot de Gereformeerde Bond.
Ook de kerkenraadsnotulen van de (orthodoxe)
hervormde gemeente van Nieuwerkerk spreken
van zeer hoge opkomsten tijdens de kerkdiensten
in de zomer van 1953 onder de kleine groep
niet-geëvacueerden in het dorp. In de zomer van
1954, toen nog maar een derde van de bevolking
terug was in Nieuwerkerk, was het aantal kerk
gangers nog steeds 'procentsgewijs aanmerkelijk
beter dan voor de ramp'. In 1956 werden de
traditionele avonddiensten echter stopgezet -
het was in 1952 ook al overwogen, maar na de
Ramp waren deze diensten blijkbaar jarenlang
redelijk bezet. In de kerkenraadsnotulen van
de hervormde gemeenten van Noordwelle en
Brouwershaven werd in deze jaren zelfs geklaagd
over teruglopend kerkbezoek - maar Noordwelle
telde na de evacuatie veel minder inwoners dan
ervoor en Brouwershaven was een vrijzinnige
gemeente. In ds. van Roons (orthodox) hervorm
de gemeente in Zierikzee bleef de kerkgang na
1953 ongeveer op het peil van de periode
1945-1952. Pas na de ontsluiting van Schouwen-
Duiveland door de Grevelingendam in 1966,
begonnen het eiland, de stad en de kerkelijke
gemeente sterk te veranderen, vertelde hij later."
In de kleinere kerkgenootschappen is het kerkbezoek
niet het criterium voor de binding aan de
geloofsgemeenschap - daar bezocht in deze jaren
iedereen nog de diensten. Maar ook daar zijn
geen bewijzen voor een collectieve reactie-in-
positieve-zin na de Ramp. In de Gereformeerde
en Christelijke Gereformeerde Kerken op
Schouwen-Duiveiand was er net als in veel
hervormde gemeenten zorg over de houding van
de jeugd, die minder geïnteresseerd leek in het
kerkelijk leven dan vorige lichtingen jongeren.
En in de Classis Tholen van de Gereformeerde
Gemeenten - waar Tholen, Sint-Philipsland
en Schouwen-Duiveiand onder vallen - werd in
1956 gemeld dat het geestelijk leven steeds
minder werd aangetroffen. 'Koud en dood' von
den de plaatselijke leidersfiguren de beleving bij
de mensen in hun kerken. De Oud-Gereformeerde
Gemeente van Stavenisse werd na de Ramp
zelfs getroffen door een 'grote vervlakking',
aldus A.J. Smits. 'Ik weet gelukkig van sommige
mensen dat de Ramp hun bekering betekende.
Maar in het algemeen was er een verslechtering
van levenshouding en gedrag.' Net als hun
dorpsgenoten waren de oud-gereformeerde
Stavenissenaars materialistischer geworden door
de zorg om - en later de besteding van -
de schadevergoeding van het Rijk. 'De eerste tijd
na de Ramp praatten ze alleen maar over huizen
en meubels.'5
Tijdelijke 'oecumene'
Niet alleen viel in het rampgebied tijdens de
rampdagen de kerkelijke gescheidenheid volledig
weg, die situatie kreeg op een aantal plaatsen
ook een vervolg in gezamenlijke kerkdiensten.
Meestal was er sprake van een noodsituatie waar
bij één of meer van de plaatselijke kerkgebouwen
verwoest of onbruikbaar waren, bijvoorbeeld
in Sint-Philipsland en Stavenisse. Soms was er
maar zo'n klein clubje mensen in een dorp
achtergebleven, dat ook om die reden gezamen
lijke diensten gehouden werden. Het bekendste
geval werd dat van de gereformeerde kerk van
Scharendijke en de hervormde gemeente van
Eikerzee, die op elkaar aangewezen waren door
de vervoerssituatie: de achtergebleven dorpe
lingen woonden als het ware op een eilandje.
Het samenleven onder één kerkdak werd waar
schijnlijk vooral zo bekend, omdat het tot
Pinksteren 1954 duurde, dus ruim een jaar,
Geloofsbeleving in het rampgebied van 1 953 11