na de Tweede Wereldoorlog. Op Schouwen-
Duiveland en Tholen worden de gemaakte
plannen voor ruilverkaveling omgezet in een
totale herverkaveling van de twee eilanden.7
'Hier moet een geheel nieuw landschap worden
opgebouwd', schrijft Staatsbosbeheer in het
Jaarverslag van 1953." Als lid van de Recon
structiecommissie speelt Staatsbosbeheer een
belangrijke rol in het landschapsherstel van de
getroffen gebieden. Aan deze commissie neemt
een veelheid van vertegenwoordigers van lokale,
provinciale en rijksoverheden deel: op rijksniveau
naast Staatsbosbeheer onder meer de Cultuur
technische Dienst van het Ministerie van
Landbouw - voorloper van de huidige Dienst
Landelijk Gebied - en Rijkswaterstaat.9 Iedere
instantie benadert de herverkaveling echter
vanuit een ander gezichtspunt.
In de visie van Staatsbosbeheer ligt de nadruk
op de 'harmonie en schoonheid' van het totale
landschap. Staatsbosbeheer is dan ook de
voorvechter van een verplicht landschapsplan
bij ruilverkavelingen, zodat die elementen een
nadrukkelijke plaats kunnen krijgen. Met de
Ruilverkavelingswet van 1954 wordt zo'n land
schapsplan inderdaad een vereiste en is de rol
van Staatsbosbeheer niet langer beperkt tot
beplantingsadviezen voor wegen en waterlopen
die reeds door anderen zijn vastgesteld.
Staatsbosbeheer heeft bewezen een goed
landschapsplan te kunnen leveren tijdens de
herverkaveling van Walcheren en krijgt dan
ook de taak de plannen te maken. Ook bij de
herverkavelingen van Schouwen-Duiveland en
Tholen speelt Staatbosbeheer deze rol. Land
schapsarchitect R.J. Benthem van Staatsbosbeheer
verwoordt de missie bij de herverkaveling als
volgt: 'Bij al deze objecten wordt er uiteindelijk
een door de mensen of de natuur geschreven
stuk geschiedenis aangetast. Een historie, die zich
weerspiegelt in de structuur der verkaveling of
in de aanwezigheid van natuurlijke elementen,
die het karakter van het landschap bepalen. Het
is een bijzonder moeilijke, maar noodzakelijke,
opdracht te trachten een nieuwe geschiedenis
te schrijven, die niet slechts zal getuigen
van praktische zin doch ook van begrip voor de
harmonie en schoonheid.'10
Bij de Cultuurtechnische Dienst, waarmee Staats
bosbeheer nauw samenwerkt bij het opstellen van
de landschapsplannen, staat het (economisch)
belang van de boeren voorop." Bij deze dienst
heeft men het niet zo op 'natuurbeschermers',
die door F.P. Mesu, hoofd van deze dienst en
vanaf 1954 lid van de Deltacommissie, beschul
digd worden van 'valse romantiek'. Ten koste
van de boeren willen de natuurbeschermers 'een
te hoogen waterstand, een slechte verkaveling,
smalle percelen, wilde hooilanden, boerderijen
met te weinig licht, onhygiënische potstallen
en oude schaapskooien, kortom een pittoresk
landschap met een boer op klompen ter stoffe
ring van het landschap en tot vermaak van
de stedeling'.'2 Met dit standpunt schaart de
Cultuurtechnische Dienst zich aan de kant
van de lokale en provinciale commissieleden.
Ook Rijkswaterstaat beschouwt Staatsbosbeheer
vooral als verschaffer van beplantingen en houdt
zich voornamelijk bezig met de praktische kant
van de zaak: het herstel van dijken en de aanleg
van wegen en waterlopen met het oog op de
veiligheid en het economisch nut. Staatsbos
beheer staat dus behoorlijk alleen, zeker omdat
het uitvoeringstraject de Cultuurtechnische Dienst
nog ruimte geeft voor het volgen van de eigen
koers.
Nu was Staatsbosbeheerder Benthem al veel minder
extreem dan zijn meerdere G.A. Overdijkink en
landschapsarchitect J.T.P. Bijhouwer. Benthem
had, samen met zijn collega N.M. de Jonge,
onder deze heren gewerkt bij de herverkaveling
van Walcheren. In Overdijkinks benadering stond
schoonheid centraal. In Bijhouwers optiek begon
iedere herinrichting met een historische studie,
waarna gekozen moest worden voor herstel
óf vernieuwing. In kleigebieden zoals Zeeland lag
de keuze voor vernieuwing, onder meer met
behulp van boselementen, dan meer voor de
hand.13 Benthem kiest bij de herverkaveling voor
'constructief bouwen zonder het conserveren
te negeren', waarbij hij uitgaat van de historisch-
geografische gegevens en hij functionaliteit van
het landschap belangrijker vindt dan schoonheid.
Zo naderen de standpunten van de diverse
partijen bij de herverkavelingen op Schouwen-
Duiveland en Tholen elkaar toch behoorlijk.
Op de kaarten die voor de herverkavelingsplannen
in Zeeland gemaakt zijn, vinden we deze visie
terug.14 Aan de plannen ligt duidelijk de oude
morfologie ten grondslag, die herkenbaar moet
blijven door de nieuwe inrichting heen.15
Tegelijkertijd zien we een duidelijk rationele
benadering van het landschap. Daarbij dienen de
veelgeprezen plannen voor de IJsselmeerpolders
als referentie. Niet langer is de vormgeving van
het landschap een reactie van de mens op de
natuur. In het Rapport inzake de reconstructie
Land boven water
19