op kaarten van vóór I februari 1953 nog wel
enigszins te zien. Op de kaart van bet recon
structieplan (Figuur 1) is dergelijk 'drassig' terrein
verdwenen. Iets is óf water, óf land. Met de
herverkaveling wordt de hydrologie namelijk
drastisch aangepast aan de eisen van de land
bouwproductie. Betere drainage en verlaging
van de grondwaterstanden en zoveel mogelijk
een definitieve scheiding van zoet en zout water
zorgen ervoor dat meer grond beschikbaar komt
voor het meest lucratieve gebruik: de akkerbouw.
Ook wordt het van oudsher hollebollige land
geëgaliseerd. Dat is beter voor de beheersing van
de grondwaterstanden en de grondbewerking. In
plaats van variatie en dynamiek in het landschap,
met de daarbij passende vegetatie en fauna en
het wisselende grondgebruik, ontstaat er een
monotoon geheel. Deze monotonie is waarschijn
lijk veel bepalender voor de beleving van het
landschap als 'saai, leeg en te groot', dan de
schaalvergroting op zich.
Figuur 8.
Omgeving Looperskapelle, ea. 1950. Bron: J.T.P. Bijhouwer
(e.a.), Het Nederlandse LandschapAmsterdam 1971.
Figuur 9.
Omgeving Looperskapelle, 2001. Bron: dlg, 2002.
Er blijven nog wel stukjes over waar het water voet
aan de grond kan houden, zoals in Dijkwater en
de Steenzwaan en er zijn door de overstromingen
ook nieuwe natte gebieden bijgekomen, zoals
de Schelphoek en de inlagen bij Ouwerkerk.
Daar is het water zó dominant dat het wel heel
veel zou kosten om het onder de duim te krijgen
en daarom blijven deze gevarieerde stukjes
landschap bestaan.
Voor Tholen pakt de herverkaveling toch wel anders
uit dan voor Schouwen-Duiveland. Dat komt
om te beginnen doordat Tholen uit kleinere
polders bestond dan Schouwen-Duiveland,
waarvan er een groot aantal niet overstroomd
was: veel binnendijken hadden het tijdens de
Ramp 'gehouden' en ook de daarachter gelegen
bebouwing was bewaard gebleven. Het herstel
van de dijken verliep dan ook sneller dan op
Schouwen-Duiveland. Bij de herverkaveling wordt
daarom het stelsel van binnendijken op Tholen
goeddeels gehandhaafd, vaak in al hun kronke
ligheid. Toch komen er ook op Tholen rechte
verbindingswegen bij, zoals die door de Poort-
vlietse polder. Evenals op Schouwen-Duiveland
wordt op Tholen omwille van het economisch
belang de 'geschaepen grond', zoals men op
Tholen het hollebollige land noemt, geëgaliseerd
en worden de grondwaterstanden aan de
eisen van de landbouw aangepast. Drinkputten
worden gedempt. Kavels worden vergroot en
rechtgetrokken; doodlopende en onverharde
weggetjes gesaneerd. Ook hier komt er dus meer
eentonigheid in de polders, maar door het
dijkenstelsel wordt de nieuwe vlakheid van het
landschap doorsneden door de hoogten van de
dijktaluds. De beplanting op de behouden dijken
en in de drooggebleven polders wordt ook
niet aangetast, zodat op Tholen ook meer
authentieke, oudere beplantingen te vinden zijn
in en tussen de polders. Bij de herbeplanting
wordt bovendien gevarieerder aangeplant dan op
Schouwen-Duiveland.18
De herverkavelingen na 1953 blijken zeer drastische
ingrepen in het landschap tot stand gebracht te
hebben en het is zeker dat de watersnoodramp
van 1953 de ontwikkelingen op Schouwen-
Duiveland en Tholen in een stroomversnelling
heeft gebracht. Het is echter goed om te
bedenken dat voor beide eilanden de ruilver
kavelingsplannen al klaar lagen en dat ook
zonder de watersnood het landschap ingrijpend
veranderd zou zijn. Misschien, zeker op
Schouwen, geleidelijker en voorzichtiger, maar
wellicht ook rommeliger en met meer onbevre
digende compromissen.
22
Land boven water