De moeilijke verbindingen speelden ook bet toerisme
parten. Naast de stuwende bedrijfstakken leden
de verzorgende sectoren eveneens onder de bij
zondere omstandigheden. De inkomstenderving
was wellicht het grootst in de klein- en
groothandel, waarvan een niet onaanzienlijk
aantal in Middelburg en Goes was gevestigd.
Verder ondervond ook het hotel-, restaurant-
en cafébedrijf groot nadeel van het geringe
verkeer. Voor deze sector was de vraag hoelang
het herstel van het toerisme op zich zou laten
wachten, van levensbelang.
De schade aan huizen en boerderijen werd in het
reeds eerder genoemde nummer van het Zeeuws
Tijdschrift als volgt geschat:
Aantal in Zeeland getroffen huizen en boerderijen 10
Huizen
Boerderijen
Totaal
Verwoest
1.000
1.450
V
3.650
Zwaar beschadigd
1.200 i
Lichter beschadigd
6.600
1.000
7.600
Totaal
8.050
3.200
11.250
De totale herbouw- en herstelkosten zouden voor
boerderijen ongeveer 45.000.000 bedragen
en voor de woningen 27.000.000, in totaal dus
ongeveer 72.000.000. Op basis van het
voorafgaande kwam Verburg tot de conclusie 'dat
Zeeland recht heeft op zo integraal mogelijke
schadevergoeding. Hierbij denken wij ook aan
de exploitatie-schade. Voor zover deze laatste
niet of slechts ten dele wordt vergoed, dient
een andere oplossing te worden gevonden een
extra steun aan deze provincie om haar wel
vaartsbronnen te herstellen en uit te breiden.
Zo dit niet gebeurt verwachten wij een blijvende
inkrimping van de werkgelegenheid. Er liggen
hier vele mogelijkheden. Op landbouwgebied b.v.
ligt de verdere herverkaveling voor de hand:
op verkeersgebied de verbetering van wegen en
bootdiensten; op het gebied van de electriciteits-
voorziening steun aan de ontsluiting van
onrendabele gebieden en een redelijke tarief
politiek; op industrieel gebied het projecteren
van zgn. ontwikkelingsgebieden; op visserijgebied
de modernisering; op het gebied van het
recreatie-wezen de verdere ontsluiting van
mogelijkheden; tenslotte is daar nog de maat
schappelijke reconstructie en de sanering van
de woningbouw.'11
Het herstel
In het voorafgaande is reeds melding gemaakt
van de kritische opstelling van Slager met
betrekking tot de bestaande beeldvorming rond
de Ramp. In het voorwoord op zijn boek De
ramp formuleerde de auteur dat zelf als volgt:
'Zoiets was nog nooit gebeurd. Over de ramp
schreefje immers uitsluitend met eerbied voor
de slachtoffers en met geestdrift over de stoere
helden, de onbuigzame werkkracht en de warme
saamhorigheid. Dat ontroerende en eenvoudige
beeld van het rampgebied als een "land van
leed en kerels", was natuurlijk geromantiseerd.
Het was in de weken na de ramp door journa
listen in eendrachtige samenwerking met de
autoriteiten geschapen en later in de gedenk
boeken nog eens bevestigd.'12
Een vergelijkbare poging tot positieve beeldvorming
werd nog in 1993 - ter gelegenheid van de
herdenking van de watersnood veertig jaar
daarvoor - ondernomen door Oremus in een
artikel in Cobouw, centraal orgaan voor de
bouwwereldDe auteur geeft vanuit zijn optiek
een antwoord op de vraag: 'Hoe verliep het
herstel van de dijken en wederopbouw van de
dorpen?' Zonder de aanwezigheid van een
rampenplan verliep - naar de mening van de
schrijver - de primaire hulp die nodig was,
alsmede de wat langere adem vergende weder
opbouw van zowel gebouwen als dijken efficiënt.
De reden daarvoor lag volgens ir. A.G. Maris van
Rijkswaterstaat voor de hand: als er een massale
aanval van buiten komt, ontstaat er spontaan
eenheid. Het dichten van het eerste stroomgat
op Voorne was het resultaat van de voortvarende
aanpak van Rijkswaterstaat. Ook de aannemers
kweten zich van de hun toegewezen taak: op
6 november 1953 werd het laatste stroomgat
gesloten. Dat alles niet van een leien dakje ging,
geeft ook Oremus toe, maar dankzij de inven
tiviteit van de aannemers werd het karwei
geklaard. 'Het vaak moeizame werk dat moest
worden uitgevoerd, valt te splitsen in meerdere
fasen: de bouw van de vaste dijkgedeelten, het
uitvoeren van het zinkwerk, het plaatsen van
de caissons en als laatste het afwerken van de
caissonblokkade tot een waterkerende dijk.
Naast het gebruikelijke materieel als drijvende
kranen, grondzuigers en cutterzuigers werd bij de
aanleg van de vaste dijkgedeelten gebruikge
maakt van speciaal voor dit doel omgebouwde
olietankers. Vanwege hun rechthoekige dwars
doorsnede konden deze schepen - de voor-
28 De ontwikkeling van de Zeeuwse economie