Boekbesprekingen
W. Op den Velde, C.J.F. Klaassen, Sceattas and
Merovingian deniers from Domburg and
Westenschouwen.
Werken Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen, Deel 15, Middelburg 2004
XII CO 164 (1) blz. geïll.
ISBN 90-70534-40-1. Prijs: 39,90
Een bijzonder manuscript is met dit boek in het
licht gegeven. Het komt niet vaak voor dat er
in Nederland bijzondere en indrukwekkende
publicaties verschijnen over munten. Het hier
te bespreken werk is er zo een. Met name voor
specialisten in de vroeg-middeleeuwse numis
matiek vormt dit boek een welkome aanvulling,
omdat er een synthese wordt gepresenteerd van
verspreide bronnen en publicaties.
Sceattas ancl Merovingian deniers from Domburg
and Westenschouwen kan worden beschouwd als
een state-of-the-art op het terrein van de vroeg
middeleeuwse munt- en penningkunde, op zijn
minst voor Zeeland.
Het boek handelt over munten, stammend uit de
'Donkere' Middeleeuwen, grofweg de periode
tussen 500 en 800 n.Chr. Uit deze eeuwen zijn
nauwelijks schriftelijke bronnen overgeleverd,
waardoor we het moeten hebben van allerhande
artefacten en bodemvondsten.
In dit geval gaat het om de meticuleuze beschrijving
van ongeveer duizend kleine muntjes die op
de stranden van Domburg en Westenschouwen
zijn gevonden. De vondsten zijn in de voorbije
drieëneenhalve eeuw gedaan en voor een
belangrijk deel bewaard gebleven. Het is dankzij
geïnteresseerde verzamelaars dat dergelijke
muntjes bijeen zijn gebracht. Elke strandjutter
in de dorpen wist wel een adresje waar men nog
goed geld kon krijgen voor zijn gevonden munt
jes. In feite was het voor hen gevonden geld,
maar voor de verzamelaars vormden de vondsten
een belangrijke en boeiende aanleiding om te
proberen iets van de Zeeuwse geschiedenis in
kaart te brengen.
Voor zover valt te achterhalen zijn de in de
loop van de zeventiende tot midden negentiende
eeuw op Domburg gevonden muntjes te
beschouwen als grafgiften; van de aan het eind
negentiende en begin twintigste eeuw gedane
vondsten op het stTand tussen Haamstede en
Westenschouwen is dat niet duidelijk.
De basis voor deze publicatie is gelegd in de zeven
tiende eeuw toen er al over de vondsten
is geschreven en vooral de negentiende eeuw,
toen een lid van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen in - 1838 en 1856 - de vond
sten op het strand van Domburg in druk heeft
gebracht. Beide werkjes zijn later door het
Genootschap opnieuw uitgegeven.
De grote verdienste van het nu verschenen werk is
dat vrijwel alle informatie die beschikbaar is
gekomen over de muntvondsten op Domburg en
Westenschouwen in één samenhangend geheel
bijeen is geplaatst. Cees Klaassen, tot zijn over
lijden in 2000 conservator van de numismatische
verzamelingen van het Zeeuwsch Genootschap,
heeft zich vele jaren beziggehouden met de
bestudering van de besproken munten; Wybrand
Op den Velde heeft het manuscript voltooid en
publicabel gemaakt.
In het 'Foreword' wordt door Prof. Metcalf, een
autoriteit op het gebied van de vroeg-middel
eeuwse numismatiek, terecht aangegeven dat er
met dit werk een monument is opgericht voor de
bestudering van de sceattas (uit te spreken als
sjattas). Bij de interpretatie van nieuwe vondsten
kan worden voortgeborduurd op de nu bijeen
gebrachte gegevens.
De betekenis van de publicatie reikt veel verder dan
louter de beschrijving van een aantal munten.
Het is nu aan bijvoorbeeld de monetair-historici
om opnieuw met deze vondsten aan de slag te
gaan; de archeologen worden wellicht geatten
deerd op niet eerder geziene of verwachte
verbanden; de metallurgen kunnen nog eens
kijken naar het gebruik en de herkomst van het
basismateriaal voor deze muntjes, om nog maar
niet te spreken van alle in handel en wandel
geïnteresseerde historici.
114
Boekbesprekingen