Huwelijken en sociaal-economische omstandigheden op de
Zeeuwse eilanden in de halve eeuw vóór de landbouwcrisis van 1880
Deel 1. Huwelijksleeftijd en -frequentie
Jan Zwemer
Historisch onderzoek naar de relatie tussen veran
derende economische en sociale omstandigheden
en het al dan niet - en op welke leeftijd - huwen
van individuen wordt bij het hanteren van natio
nale en provinciale cijfers bemoeilijkt door de
veelheid van werkzame factoren en door de grote
verschillen binnen zulke uitgebreide gebieden. Van
Poppel en Nelissen pleiten dan ook voor het verge
lijken van huwelijksgedrag van diverse regio's en
meer dan één sociale groep.1 In deze bijdrage over
de Zeeuwse eilanden in de periode 1830 tot 1880
worden dan ook drie subregio's met elkaar vergele
ken: een cluster van zes gemeenten op centraal
Schouwen-Duiveland, een cluster van vijf gemeen
ten op centraal Walcheren en een cluster van vijf
gemeenten in de oostelijke Zak van Zuid-Beveland.
De resultaten zijn per stand uitgesplitst, waarbij
een driedeling is gemaakt tussen boeren, arbeiders
en middengroepen.2
Uitgangspunt voor het onderzoek was het betoog
van Hofstee over de rol van huwelijksgedrag in
de demografische transitie in Nederland. Hofstee
gebruikte daarvoor volkstellingsgegevens over
hele provincies, gegevens die niet waren uitge
splitst naar standen of beroepen. Enkele van zijn
gegevensbestanden gaf hij echter weer in de vorm
van kaarten die afdalen tot op het niveau van de
gemeente. De twee kaarten met de percentages
gehuwde mannen tussen 25 en 29 jaar, respectie
velijk 40 en 44 jaar, laten voor het Zeeland van
1879 een aantal lichte vlekken zien met relatief
hoge percentages ongehuwden, met name tussen
40 en 44 jaar.3 De drie gemeenteclusters die door
mij onderzocht zijn, overlappen steeds ten dele
deze 'lichte vlekken' op de kaarten van Hofstee.
Verder is gebruik gemaakt van enkele gege
vens uit het onderzoek op basis van de Histori
sche Steekproef Nederland (HSN). Deze gegevens
zijn representatief voor heel Zeeland, maar door
dat zij voortkomen uit een provinciale steekproef
is er slechts in beperkte mate mee te werken. We
beperken ons tot de huwelijksleeftijd, de huwe
lijksfrequentie en het al dan niet huwen van
mannen omdat deze variabelen het duidelijkst de
invloed ondergaan van de (sociaal-)economische
omstandigheden. Om dezelfde reden is gekozen
voor het slechts betrekken van gegevens over
eerste huwelijken in het onderzoek.4
Priester en Hofstee
De steekproefgegevens van de HSN laten een
daling zien van de gemiddelde huwelijksleeftijd
van Zeeuwse mannen vanaf het begin, het tweede
kwart van de negentiende eeuw. Die daling gaat
over in een vijftig jaar lang aanhoudende lang
zame stijging vanaf het geboortecluster 1843-
1852. De mannen die in deze jaren geboren wer
den, kwamen op de huwelijksmarkt vanaf
ongeveer 1865. De landbouwcrisis die even voor
1880 begon, kan op deze stijging dus nog geen
invloed hebben uitgeoefend. Vermoedelijk werd
ze in gang gezet door de pachtprijzen. Priester
heeft erop gewezen dat de landbouw in de Neder
landse kleistreken vanaf ongeveer 1860 voor het
eerst sinds eeuwen het slachtoffer werd van een
'schaarbeweging' van stijgende pachten en stag
nerende en in de jaren 1870 zelfs dalende tarwe-
prijzen. "Tijdgenoten weten deze opmerkelijke
divergentie aan de hoge bevolkingsdruk en de
relatieve schaarste aan land. Boerengezinnen
beconcurreerden elkaar hevig in de strijd om een
pachtboerderij" waardoor er (te) hoge pachten
werden betaald. De afname van de sterfte in de
voorgaande decennia zorgde dus voor een 'demo
grafische spanning' en uitstel of afstel van huwe
lijken, terwijl de modernisering van de landbouw
pas in de loop van de jaren 1870 het te werk stel
len van een groter aantal arbeidskrachten (boer
én arbeider) per hectare mogelijk zou maken.
Eenzelfde demografische spanning, gevolgd door
veel migratie, kende in dezelfde tijd ook het
Hogeland in Groningen, een met de Zeeuwse
eilanden vergelijkbaar landbouwgebied.3
Ook Hofstee spreekt over demografische
spanning in het negentiende-eeuwse Zeeland:
"Het aantal huwelijken liep in Zeeland in de jaren
zeventig, reeds vóór de landbouwcrisis zeer
snel terug." Tegelijkertijd neemt hij aan dat er in
82
Huwelijken in de negentiende eeuw