Zeeland 20.4 Huwelijken en sociaal-economische omstandigheden op de Zeeuwse eilanden in de halve eeuw vóór de landbouwcrisis van 1880 Deel 2. Ongehuwd blijven Jan Zwemer In deel 1 van dit artikel, dat gepubliceerd werd in Zeeland 20.3, werd uit het verloop van de huwe lijksleeftijden en huwelijksfrequenties in drie Zeeuwse subregio's duidelijk dat er in de vijftig jaar voor de grote landbouwcrisis van 1880 vermoede lijk sprake was van een samenspel van proletarise ring en de-proletarisering op het platteland. Een demografisch 'plafond', veroorzaakt door afnemende sterfte in de voorgaande decennia en een schaarbeweging van stijgende pachten en stagnerende prijzen van landbouwproducten na 1860, leidden in Oost-Schouwen tot emigratie en lage huwelijksfrequentie en meer algemeen tot een (al dan niet tijdelijke) groei van de middenstand ten koste van het agrarische bevolkingsdeel. Aan het eind van de periode wijzen sommige gegevens erop dat een deel van de landarbeiders probeerde voor zichzelf te gaan boeren. Er zijn kleine aanwij zingen voor een verbetering van de arbeiderslonen, bijvoorbeeld in de oostelijke Zak van Zuid-Beveland vanaf 1869, en misschien maakte vooral de vanaf de jaren zestig aanzienlijk gestegen levensverwach ting (plattelanders op de eilanden werden ouder, daarover volgt later nog een artikel in Zeeland) het streven naar de status van kleine landbouwer voor stelbaar en dus nastrevenswaard. Vooral op dit punt raakt deel 1 aan het onderwerp van dit ver volgartikel, dat handelt over het ongehuwd blijven van mannen op het platteland in dezelfde drie regio's waarover deel 1 handelde: centraal Schou- wen-Duiveland, centraal Walcheren en de oostelijke Zak van Zuid-Beveland. Over het ongehuwd blijven van mannen op het West-Europese platteland hebben historici uiteraard eerder gepubliceerd. Dit artikel begint met een korte weergave van een deel van die literatuur. Een hoog percentage ongehuwden in een bevol king wijst, aldus de desbetreffende historici, niet alleen op uitstel van het huwen, dus een hoge gemiddelde huwelijksleeftijd. Het is een ver schijnsel dat daarnaast ook op zichzelf beschouwd moet worden. Zijn de ongetrouwd gebleven mannen 'slachtoffer' van te lang wach ten gedurende een economisch slechte periode Gehuwde mannen van 40-44 jaar in percenten van het totaal aantal mannen van deze leeftijdsgroep, in 1879. Kaart uit: prof.dr. E.W. Hofstee, Korte demografische geschiedenis van Nederland van 1800 tot heden, Bussum 1981. VERKLARING: I 1 <65 waardoor ze als partner onaantrekkelijk werden - behalve misschien voor weduwen - of stelden ze misschien andere prioriteiten, zoals het bereiken van de status van (kleine) landbouwer?2 In Neder land, België, Duitsland en bijvoorbeeld ook Zwe den stegen in de tweede helft van de negentiende eeuw de percentages ongehuwd gebleven perso nen. Cijfers uit Zweden geven aan dat wie behoorde tot een geboortecohort dat groter was dan het voorafgaande een grotere kans liep onge huwd te blijven en ook om relatief laat te trou wen. Bevolkingsgroei had dus in eerste instantie een belemmerend effect op de huwelijksmarkt. In Nederland vond onder landarbeiders in de loop van de negentiende eeuw vermoedelijk 'een ver mindering van de percentages uiteindelijk gehuwden' plaats.3 Huwelijken in de negentiende eeuw 145

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 31