vhbo in Amsterdam. Daarnaast werkt hij als
tekenaar op het bureau van architect G.J. Lang-
hout. Nog altijd is de Amsterdamse School de
toonaangevende bouwstijl. Kloos verdiept zich in
voorbeelden als H.Th. Wijdeveld en de Amerikaan
F.L. Wright. Maar langzamerhand wordt hij
gegrepen door de zichtbaarheid van de draagcon
structie in gebouwen, een thema waar Berlage
veel nadruk op legt. Net als Berlage vindt Kloos
dat die draagconstructie niet verstopt dient te
worden achter een fa^ade van baksteen of enige
andere vorm van decoratieve bekleding, maar
juist in alle helderheid afleesbaar moet zijn. De
constructie van een gebouw is immers het meest
functionele onderdeel, en waarom zou je juist dat
verstoppen? De ruimtelijke werking van een
gebouw, geaccentueerd door zijn constructie, dat
is in de ogen van Kloos de essentie van ieder
bouwwerk.
Na een tip van een van de opzichters van
Langhout krijgt Kloos in 1927 een baan bij Jan
Duiker als opzichter bij de bouw van het sanato
rium Zonnestraal in Hilversum. Duiker is de pro
tagonist van het Nieuwe Bouwen en een inspire
rende figuur bovendien. In Zonnestraal kan hij
van a tot z duidelijk maken waar de moderne
beweging voor staat. Nog altijd is het complex
een schoolvoorbeeld van de Nieuwe Zakelijkheid.
Kloos neemt zijn kans waar en verdiept zich in de
principes die de modernisten hanteren, die hand
in hand gaan met een bepaalde, socialistische
visie op de maatschappij. Voor Kloos is met name
de relatie tussen draagstructuur, ruimtelijke
opbouw en het uiterlijk van het gebouw van
belang. Naar goed functionalistisch gebruik is de
ruimte-indeling een direct gevolg van de functie:
in feite werkt een gebouw net als een machine en
krijgt dus alleen mee wat strikt noodzakelijk is
voor een goed functioneren. In geval van wonen
is dat soms best lastig, want wanneer 'functio
neert' wonen precies? Keuken en wasruimte, dat
valt nog wel te beredeneren, maar aan welke
zakelijke eisen moet 'wonen' voldoen?
Na een jaar lang in Hilversum te hebben
gewerkt aan dit prestigeproject, wil Kloos toch
zijn horizon verbreden en wel bij iemand die in
zijn ogen de overgang tussen abstract moder
nisme en eigentijdse traditie vertegenwoordigt;
het wordt de plaatselijke stadsarchitect Willem
Dudok. Maar dit lukt niet ter plekke. Dudok heeft
wel mensen nodig die voor hem de bouw van het
Nederlandse paviljoen op de Cité Universitaire in
Parijs begeleiden. Daar trekt Kloos dus heen. Hij
werkt er aan dit indrukwekkende Collége Néer-
landais van 1928 tot 1932, waardoor hij enorm
veel ervaring opdoet met de dagelijkse omgang
met problemen op een bouwplaats. Uiteraard leert
De door Kloos ontworpen uitbreiding met twee lage vleugels
van rusthuis Rozenoord te Sluis, 1952. Zeeuwse Bibliotheek,
Beeldbank, recordnr. 031460.
hij er ook welke methoden Dudok hanteert om
binnen de strikte kaders van de opdrachtgever
zijn 'eigen' gebouw te realiseren.
Naar Zeeuws-Vlaanderen
Het is spijtig voor Kloos dat hij vanuit Parijs naar
het vaderland terugkeert op het hoogtepunt van
de economische crisis die zich vooral in de bouw
doet gevoelen. Hij werkt er aan een villa in Hen
gelo, waarin enkele van zijn opvattingen over de
juiste wijze van bouwen goed naar voren komen,
en vervolgens aan een villa in Wiessel. In de
jaren daarna heeft hij nauwelijks projecten
omhanden en leidt hij samen met vrouw en kind
soms serieus honger.
Pas aan het eind van de jaren dertig keren de
kansen. Dan verwerft Kloos de opdracht voor het
Rijnlands Lyceum in Wassenaar. In dit grote
schoolgebouw kan hij zich naar hartenlust uit
leven op doelmatige architectuur die hem voor
Architect J.P. Kloos
99