J.C. van Schagen als bron voor de sociale geschiedenis van Walcheren? Jan Zwemer Dichter, schrijver en beeldend kunstenaar Johan Christiaan Jacob van Schagen (1891-1985) groeide op in Middelburg en Domburg en woonde op latere leeftijd ook weer in Domburg. Van zijn verhalende stukken is vooral het opstel 'Van de Geerse's' over de mentaliteit op Walcheren bekend geworden, dat in 1951 verscheen in het Zeeuws Tijdschrift. In dit artikel vraag ik me af of Van Schagen met dit opstel niet een te zwaar stempel heeft gedrukt op het beeld van het Zeeuwse dan wel het Walcherse platteland onder de Zeeuwse elite. Wat klopt er misschien wel en wat klopt er niet in het opstel en wat is er van Van Schagen te leren als het gaat om de sociale geschiedenis van Walcheren? Daarbij betrek ik ook de brieven van zijn hand die zijn uitgegeven onder de titels Ik doe niet meer mee en Je moet het zwijgen.1 Ik werd - niet voor het eerst - geconfronteerd met de status van Van Schagens opstel tijdens de voorbereidingen van deel IV van Geschiedenis van Zeeland. Bij de zin, in een vroege versie van mijn slothoofdstuk, waarin ik schreef dat het platteland zich met een positief zelfbeeld afzette tegen de stad, noteerde meelezer Bert Altena de vraag of Van Schagen op dat punt dan de plank had misgeslagen. Ik heb de zin laten staan. Deze ging over de welvaart van de boerenstand in het derde kwart van de negentiende eeuw die zich net als elders uitdrukte in het uitbouwen van de eigenheid van de diverse streekdrachten waarmee men zich afzette tegen de stad. Dat was in Zee land duidelijk het geval en wel het duidelijkst voor Zuid-Beveland. Van Schagen roert die emancipatie in het geheel niet aan; het is zelfs de vraag of hij van die emancipatie wist, en dat kan inderdaad aan zijn Walcherse afkomst hebben gelegen. Het waren de grotere boeren - op Wal cheren niet prominent aanwezig - die dat posi tieve zelfbeeld ten opzichte van de stad cultiveer den. Wat de streekdrachten betreft werden zij vervolgens nagevolgd door kleinere boeren en arbeiders, maar dat was dus een binnen-platte- landse beweging. Bovendien was Van Schagen geen historicus. Johan Christiaan Jacob van Schagen (1891-1985), ca. 1960. Foto Jacqueline Midavaine. Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank, recordnr. 09065. Hij was jurist, had gewerkt op de Provinciale Griffie en bij de gemeente Rotterdam en was wat hemzelf betreft eerst en vooral letterkundige. "De historische curiosa en anecdotes", schreef hij in 1963, zijn "heus niet de meest importante van mijn bezigheden en ze liggen me ook niet het naast aan mijn hart." Hoe hij zelf zijn opstel over de Geerses inschatte, weten we niet exact, maar enige relativering zal gepast zijn. Van Schagens hele werk is doortrokken van een sterke tendens tot relativering.2 Waardering Van Schagens opstel werd indertijd wei hoog aangeslagen. De PZC beschreef het als een "uit stekende proeve tot onderscheiding van het Zeeuwse volkskarakter". Later noemde de krant het een "even scherpe als vriendelijk-fonkelende karakteristiek". "Als het ware een psychologische

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 3