Eric-Jan Pleijster, Cees van der Veeken, Robbert Jongerius, LOLA landscape architects, Dijken van Nederland, NAi/010 uitgevers, 344 pp., 24,5 x 32,5 cm, ISBN 978-94-6208-150-5, 49,50 Wie zich afvraagt waarom dijken een boek waard zijn, hoeft niet verder te kijken dan de binnen zijde van de cover van Dijken van Nederland. Daar stoffeert wat lijkt op een print van heden daags behangpapier het spreekwoordelijke belang van bescherming tegen de zee. Het toont een voortdurend herhaald patroon van verdronken land, onder water dus, met menselijke figuren in bomen, drijvende dierenkoppen, verzonken torenspitsen, mensen op het dak van een schuur, baby's in een arkje. Na de titelpagina volgt de introductie: zes pagina's met gravures en foto's van beroemd geworden overstromingen, ook een paar buitenlandse. Om het clichébeeld te vervol maken prent Melanie Schultz van Haegen, minis ter van Infrastructuur en Milieu, het ons in haar voorwoord nog maar eens in: Nederland is ondenkbaar zonder dijken. We zouden niet eens bestaan. Of in ieder geval voor meer dan vijftig procent onder water. Of dat ook een natie kan zijn, blijft een onbeantwoorde vraag. West-Neder land als een hedendaags Atlantis: best aardig. Het is in elk geval van meet af aan duidelijk dat dit boek geen poging gaat doen om open deu ren te vermijden of te ontkrachten. Wel zijn de ambities hoog: "verplichte kost voor iedereen. Een lust voor oog, hoofd en hart", aldus Henk Ovink, een van de auteurs, op de achterzijde van het boek. Dit dijkenoverzicht wil vooral informa tief zijn en neemt daar ruim de tijd voor. Moet ook wel, we hebben ruim 22 duizend kilometer dijken (en maar 880 kilometer kustlijn); dat is, zo zegt het boek, van hier tot Sydney. Dus is het een forse uitgave geworden, bijna 4 centimeter dik en op groot formaat. Om maar in de sfeer te blijven: even robuust als het onderwerp zelf. Het bestaat uit vijf nogal opsommerige hoofdstukken: dijken- kaarten, dijkengeschiedenis, dijkenbouw, dijken- toekomst en dijkentypologie, afgewisseld met zeer korte essays van bekende schrijvers op dit vakgebied - Eric Luiten, Tracy Metz, Han Renes, Steffen Nijhuis en Henk Ovink - en de portretten van honderd dijken. Door de vele illustraties, foto's, kaarten, schema's en profielen (zo noemen landschapsarchitecten een doorsnede van een dijklichaam of een strook grond) die daarbij horen is het ook een vrolijk en toegankelijk boek geworden, dat vooral leuk om te lezen is vanwege allerhande kleine terzijdes. Juist die zorgen voor in mijn ogen opmerkelijke paradoxen waar jam mer genoeg zelden op wordt ingegaan. Wat te denken van het woord dijk zelf. Volgens de auteurs gaat dit terug op de Latijnse grondvorm die de lage landen bereikte via het Engelse werk woord to dig. Grappig, graven om een ophoging te bewerkstelligen. Natuurlijk, materiaal datje weg- graaft moet ergens blijven. Maar toch, die omke ring blijft opmerkelijk. De minister doet ook een aardige duit in het zakje. Dijken, schrijft ze, zijn het bottenstelsel van Nederland. Leuke vondst, maar de auteurs doen er verder niks mee. Behalve misschien wanneer je de eindeloze reeks kaarten beschouwt als röntgenfoto's van die bottenstruc- tuur. Zou kunnen leiden tot een fraai vergezicht over fysieke opbouw van ons land als lichaam. Helaas, de verbeelding wordt niet gefaciliteerd of gevoed in dit omvangrijke werk. Zelfs niet als het gaat om de auteurs zelve. Zij zijn de directeuren van het bureau voor landschapsarchitectuur LOLA. Die afkorting komt van Lost Landscapes. Men is gespecialiseerd in het ontwerpen en beschrijven van landschappen die verdwenen zijn of dreigen te verdwijnen. Dijken zijn momenteel niet bepaald verdwenen, zoveel maakt dit boek wel duidelijk. Waarom deskundigen op het gebied van verloren gebied dus uitverkoren zijn om te publiceren over de ruggengraat van ons land, wordt allesbehalve duidelijk gemaakt. Het stopt bij anekdotes als die over het verschil tussen dij kers en pleiners bij de hoofdstedelijke nozems in de jaren zestig. Dijkers hangen rond op de Zeedijk en zijn gevaarlijk. Pleiners vertoeven op het Leidseplein en blijken niet meer vrees in te boe zemen dan lamlendige hangjongeren van tegen woordig. Beetje flauw; het belang van dijken voor 126 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2015 | | pagina 40