mm -V- Het rugschild van deze krab is zelden groter dan 2 een timeter, maar door de lange poten lijkt het dier groter. Herkenning Het rugschild is driehoekig, en ongeveer even breed als lang. De punt tussen de ogen is kort met twee brede, afgeronde punten. Deze liggen dicht tegen elkaar aan met slechts een nauwe spleet ertussen. De oogstelen zijn kort een breed, en achter beide ogen staat een grote stekel. Voorop het rugschild staan twee knobbels. Verder naar achter op het rugschild staan nog enkele niet sterk ontwikkelde knobbels, en één in het midden, die wel goed ontwikkeld is. Het rugschild is deels bruin, deels roodachtig bruin, de vingers van de scharen en de punt van het rostrum zijn rood. Aangezien de dieren meestal begroeid zijn met een spons is de kleur slecht waar te ne men. De schaarpoten van het mannetje zijn kort en dik. Bij het vrouwtje zijn de schaarpoten minder ontwikkeld en ongeveer even breed als het eerste paar looppoten. De scharen zijn vrij glad en hebben maar een paar stekels. Het hele lichaam is bezet met korte rechte en haakvormige haren. De maximale lengte van het rugschild is 2,2 cm. Door de erg lange poten zien de dieren er echter een stuk groter uit. Bijzonderheden Sponspootkrabben doen hun naam eer aan door zich te ca moufleren met voornamelijk de broodspons (Halichondria panicea). De gladde sponspootkrab komt in Zeeland voor van im de getijdenzone tot de bodem van de geulen, meestal tussen stenen. De soort zoekt graag de beschutting van zeeanemonen en wordt vaak aangetroffen bij de wasroos Anemonia viridis). Deze anemoon is in Nederland echter zeldzaam. Van de gladde sponspootkrab zijn een aantal waarnemingen uit de monding van het Westerschelde en uit het Westelijk deel van de Oos- terschelde opgenomen. Van de Grevelingen zifter er geen waarnemin gen in het bestand. Zeefauna in Zeeland 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2010 | | pagina 101