De veel kleinere mannetjes worden vaak vrij zwemmend waargenomen. Zeefauna in Zeeland 135 Herkenning Het erwtenkrabbetje is de kleinste krab die in Nederland voor komt, met een cirkelrond, haast bolvolmig rugschild. Bij deze soort zijn er duidelijk opvallende verschillen tussen de geslach ten. Bij het mannetje is het rugschild hard en bij het vrouwtje leerachtig. De voorrand van het rugschild steekt bij het man netje tussen de ogen uit, bij het vrouwtje is deze naar beneden gebogen en vanaf de rugzijde niet zichtbaar. De schaarpoten zijn gelijk, maar bij het mannetje wat sterker ontwikkeld als bij het vrouwtje. De looppoten zijn cilindervormig, bij het man netje veel meer behaard van bij het vrouwtje, vooral aan bo ven- en onderzijde; bij het vrouwtje zijn de haren veel korter en zitten ze vooral aan de onderzijde. Het laatste lid van de poten (de "dactylus") is heel kort, nooit meer dan half zo lang als het voorlaatste pootlid ("propodus") Het achterlijf telt bij beide geslachten zeven segmenten. Bij het mannetje is het echter smal en driehoekig en bij het vrouwtje zeer breed en bedekt het de gehele onderzijde. De maximale breedte van het rugschild bij vrouwtjes is 18 mm, maar mannetjes zijn veel kleiner: tot 8 mm breed. Bijzonderheden Het erwtenkrabbetje leeft als commensaal in tweekleppige schelpdiere, zoals mosselen, kokkels, hartschelpen, strandschel pen e.d..; dat betekent, dat hij weliswaar in de schelp leeft en daar gebruik maakt van voedsel (plankton) dat het schelpdier met het ademwater naar binnen krijgt. De gastheer heeft daar geen last van maar ook geen profijt. Het is dus ook geen sym biose, want daarbij hebben de dieren allebei voordeel van hun samenleven. De vrij zwemmende larven van het erwtenkrabbe tje vestigen zich in de mantelholte van schelpdieren. Vrouwtjes verlaten de schelp waarin ze leven meestal niet meer; de man netjes zoeken de vrouwtjes op om te paren. Mannetjes worden dan ook vaak vrij zwemmend aangetroffen. Bij het eten van mosselen of andere schelpdieren worden erw tenkrabbetjes regelmatig aangetroffen en dat zijn dan dus heel vaak vrouwtjes. Een hardnekkig bijgeloof is dat per ongeluk op gegeten krabbetjes een heftige allergische reactie kan veroor zaken. Dit is nooit aangetoond; eerder ligt een reactie op door eiwitten uit door de mosselen gegeten plantaardige plankton voor de hand. Hiervan zijn wel gevallen gedocumenteerd. Erwtenkrabbetjes zijn niet bestand tegen erg lage tempera turen; mogelijk verklaart dit waarom het voorkomen van de erwtenkrabbetjes door de jaren heen zo sterk wisselt. De voortplanting gaat gepaard met enkele bijzondere ver schijnselen. Als ze tussen 2,1 en 4,9 mm breed zijn, worden de dieren geslachtsrijp. In dit stadium lijkt het vrouwtje sprekend op het mannetje. Voorzover we weten vindt de paring plaats in de schelp waarin het vrouwtje woont. Zij bewaart het sperma tot ze de grootte bereikt heeft van ten minste 6,5 mm en in middels haar definitieve uiterlijk heeft verkregen. Dan gaat ze eieren leggen en dat kan ze een aantal malen doen. Bijzonder is ook dat ze dus tussen de paring en het leggen van de eieren nog vervelt. Dat komt bij geen enkele andere soort in onze wa teren voor. Vrouwtjes met eieren kun je aantreffen in juni toten met augustus; larven vinden we tussen juni en oktober. Daarna zijn de larven zover gegroeid dat ze zelf op zoek kunnen gaan naar een schelp om in te wonen. Het erwtenkrabbetje is klein en wordt waarschijnlijk vaak over het hoofd gezien. De weinige beschikbare data laten zien dat deze soort in feite overal in de Delta kan worden aangetroffen; niet alleen in de Ooster- en Westerschelde maar ook landinwaarts in het Kanaal van Goes is het erwtenkrabbetje gevonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2010 | | pagina 139