Deze recente immigrant zou wel eens een flinke verspreiding in ons land kunnen krijgen. Herkenning Volwassen dieren zijn tussen de 4 en 6 centimeter lang. De maximale lengte is iets meer dan 7 cm. De garnalen zijn rood tot bruin of groen tot blauwachtig groen. Er loopt een wittige streep van voor naar achter over de rugzijde. Op het rugschild is een patroon van schuine strepen op een gestippelde achtergrond zichtbaar. De steel van de bo venste voelsprieten is bezaaid met donkere stippen. De poten zijn bruin tot rood en soms doorschijnend blauwig met oranje banden bij de geledingen. Boven deze oranje banden is vaak een onduidelijke blauwe band te zien. Het gezaagde verticale blad (rostrum) aan de voorzijde van het rugschild is recht of kromt iets naar boven en is iets langer dan het horizontale blad (scaphoceriet) aan de onderste voelsprie ten. Op de bovenkant staan, op gelijke afstand, tussen de 9 en 15 tanden (meestal 10 tot 12). Hierbij is de tand net achter de punt niet meegeteld. Drie en soms 4 tanden staan op het rug schild achter de oogkas. Op de onderkant staan 3 tot 5 tanden. Tussen de tanden staan haren. Het rugschild heeft voor aan de zijkanten twee stekels, de bovenste (antennale stekel) staat op de voorrand en de onderste (branchiostegale stekel) net achter de rand. De bovenste voelsprieten (antennulae) zijn gesplitst in 3 sprieten. De korte spriet van de gesplitste buitenste spriet is voor een kwart versmolten met de lange spriet. De eind- tand van het horizontale blad (scaphoceriet) aan de onderste voelspriet (antenne) steekt niet voorbij de voorrand en komt tot aan de pols (carpus) van de tweede poot. De vingers van de schaar aan het tweede paar poten zijn iets korter dan de palm. De vingers en pols zijn smal en de palm is iets gezwollen. De pols is even lang als de dij (merus). Het staartstuk (telson) draagt aan elke kant twee stekels Bijzonderheden De rugstreepsteurgarnaal is een recente immigrant uit het noordwesten van de Stille Oceaan. De eerste exemplaren zijn in Zeeland in 2004 gevangen. Het is een soort van ondiep brak getijdenwater, die enige waterverontreiniging goed kan verdra gen. De Westerschelde vormt een goed leefmilieu voor deze soort. Ook in het brakke Veerse Meer komt hij veel voor en ook incidenteel op andere plaatsen in de Zeeuwse wateren. Over de biologie van deze soort in Zeeland is nog maar weinig bekend. Hoewel niet van die plaats te vinden in de database is bekend dat de rugstreepsteurgarnaal vooral te vinden is in de Westerschelde. Het in de Westerschelde ontbreken van deze soort op het kaartje is terug te voeren tot het feit dat daar weinig gedoken wordt. In de Oosterschelde en de Grevelingen is deze soort slechts mondjesmaat gevonden. Zeefauna in Zectand 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2010 | | pagina 59