De grootste van de Zeeu wse nikagarnalen is net als de dikke nikogarnaal nog maar zelden waargenomen in onze wateren. Bijzonderheden De Nederlandse exemplaren van deze soort behoren tot de ondersoort Processa nouveli holthuisi. Het aanduiden van on dersoorten is niet gebruikelijk bij garnalen en dit geeft aan dat de taxonomie complexen mogelijk nog niet definitief is. Bijko mend probleem is dat de Nederlandse exemplaren die vroeger als Processa canaliculata Leach, 1815 opgegeven zijn, nu in deze soort ondergebracht zijn. De soort Processa canaliculata heeft een zuidelijker verspreiding. De soort is protandrisch her mafrodiet: jonge mannetjes veranderen in de loop van hun le ven in vrouwtjes. Uit het kustwater zijn enkele exemplaren be kend. Ook zijn vondsten uit het koelwater van de kerncentrale Zeefauna in Zeeland 63 Herkenning Volwassen mannetjes worden 6,7 cm lang, volwassen vrouw tjes 7,5 cm. De kleur van het dier is roze met rood-oranje dwarsbanden die donkerder worden op het achterlijf. Het verticale blad (rostrum) aan de voorzijde van het rugschild is kort, vaak net iets langer dan de ogen. Het rugschild heeft geen groeve achter de oogkas. Het eerste paar poten is on gelijk, de ene poot heeft een schaar, de andere niet. Ook het tweede paar poten is ongelijk, de rechter poot is langer dan de linker. De laatste drie paar poten zijn ongeveer gelijk. De pols in het derde, vierde en vijfde paar is langer dan het voorlaatste pootlid. De vingers zijn licht gekromd en hebben geen tanden of stekels aan boven- of onderzijde. De platen aan de zijkant van de eerste 4 achterlijfsegmen ten zijn rond, die van het vijfde segment is aan de buikzijde recht en heeft geen tand. Op de bovenzijde van het staartstuk (telson) staan twee paar beweegbare stekels, de achterrand van het staartstuk eindigt in een afgerond uitsteeksel met aan weerszijde drie beweegbare stekels. van Borssele bekend, die aangeven dat deze soort ook in de Westerscheldemond leeft. Enkele onderwaterfoto's, genomen bij het Goese Sas, betreffen waarschijnlijk deze soort. Over de biologie van deze soort in Nederland is haast niets bekend. De dieren hebben een voorkeur voor een zandige bodem. Waar schijnlijk graven de dieren zich overdag in om 's-nachts weer actief te worden. Duikers hebben waargenomen dat de dieren zich met de kop naar voren ingraven. De Magere nikagarnaal is uitsluitend aangetroffen in het Sloe.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2010 | | pagina 67